27641 |
hurkzit |
kuilzit:
kulzets (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I])
|
Op de hurken zitten. [monogr.]
II-5
|
22405 |
hutselen |
ondereen roeren:
onger ee reure (Q121p Kerkrade)
|
Schudden van het geld voordat men het opgooit [hutselen, uteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21142 |
huurrijtuig |
mietwagen (<du.):
mietwaan (Q121p Kerkrade)
|
een huurrijtuig [fiaker] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20429 |
huwelijk |
hoogtijd:
hoeëgtsiet (Q121p Kerkrade),
hoëgtsiet (Q121p Kerkrade)
|
bruiloft || de plechtigheid waarbij het samenleven van een man en een vrouw wettelijk geregeld wordt [huwelijk, trouw, trouwerij] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20234 |
huwelijksuitzet |
mitgift (du.):
mit’jif (Q121p Kerkrade)
|
bruidsschat
III-2-2
|
21667 |
hypotheek |
hypotheek:
hieppoetieëk (Q121p Kerkrade)
|
de geldsom die verstrekt wordt op een onderpand bestaande uit bijv. onroerend goed [hypotheek, rippeteek] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
27583 |
iemand beboeten |
bestraven:
bǝštroǝvǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Iemand beboeten, bijvoorbeeld door hem een geldstraf te geven. [monogr.; N 95, 552]
II-5
|
27660 |
iemand genezen of gezond verklaren |
(iemand) gezond schrijven:
jǝzo.ŋk šrīvǝ (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Emma]),
jǝzoŋk šrīvǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
De bedrijfsarts bepaalde wanneer een mijnwerker weer kon beginnen met werken. De mijnwerker werd dan genezen of gezond verklaard. [N 95, 970]
II-5
|
21793 |
iemand graag mogen |
lijden:
lieë (Q121p Kerkrade)
|
iemand graag mogen [bestaan op, lijden, zetten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19296 |
iemand hinderen |
in de weg leggen:
jet in der weëch legke (Q121p Kerkrade),
storen:
sjtüre (Q121p Kerkrade)
|
iemand beletten zijn werk uit te voeren [mishandelen, verhinderen] [N 85 (1981)] || iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|