28135 |
ingestorte pijler |
te brok gegangen streb:
tsǝ brox jǝjaŋǝ štrēp (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Een door steenval ingestorte pijler. [N 95, 545]
II-5
|
18849 |
ingetogen |
ruhig (du.):
rui-ieg (Q121p Kerkrade)
|
zich onthoudend van buitensporigheden of uitspattingen, niet opzichtig [stil, bedaard, stemmig, ingetogen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17701 |
ingewanden |
darmen:
derm (Q121p Kerkrade),
dérm (Q121p Kerkrade),
ingewanden:
injewände (Q121p Kerkrade)
|
ingewanden [N 10a (1961)]
III-1-1
|
25433 |
ingewanden van geslacht vee |
buik:
bux (Q121p Kerkrade),
darmen:
dɛrm (Q121p Kerkrade),
pens:
panš (Q121p Kerkrade)
|
Ingewanden van geslacht vee. Ook de algemene benamingen voor "ingewanden van vee" zijn hier opgenomen. [N 28, 58; N 28, 88; L 1a-m; L 1u, 106; Veldeke 26, 23; monogr.]
II-1
|
25434 |
ingewanden verwijderen |
darmen uithalen:
[darmen] ushōǝlǝ (Q121p Kerkrade),
pens deruithalen:
[pens] dǝr us hǭlǝn (Q121p Kerkrade)
|
Als het dier opgehangen is, snijdt de slachter de buik open, waarna hij de ingewanden (maag, darmen e.d.) verwijdert. Om het dier lichter te maken en het dus gemakkelijker te kunnen ophijsen, gebeurde dit bij een rund vroeger - voordat het gebruik van katrollen e.d. meer algemeen werd - terwijl het dier nog op de burrie lag. Een bij het woordtype genoemd object wordt niet fonetisch gedocumenteerd. Zie voor deze varianten van ''darmen'', ''pens'' e.d. het lemma ''ingewanden van geslacht vee''. [N 28, 59; monogr.]
II-1
|
33017 |
ingezaaid land |
ingezaaid:
egǝzīǝnt (Q121p Kerkrade),
toegezaaid:
tsǫu̯gǝzīǝnt (Q121p Kerkrade),
vaardig:
vęɛdex (Q121p Kerkrade),
vol gezaaid:
vǫl gǝzīǝnt (Q121p Kerkrade)
|
Wat men zegt van een akker wanneer alle bewerkingen tot en met het inzaaien verricht zijn. Zie ook het lemma ''pletplank, treedplankje'' in aflevering I.2, blz. 168. Het lemma bevat bijvoeglijke naamwoorden (attributief of predicatief gebruikt: ''ingezaaid land'' en ''het land is ingezaaid''), en, achterin, enkele zelfstandige naamwoorden en zegswijzen. [N 11A, 133b; N M, 25; monogr.]
I-4
|
17909 |
ingieten (met geluid) |
plenzen:
plensje (Q121p Kerkrade)
|
gieten: Met een zeker geluid water ergens in gieten (patten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19271 |
ingrijpen |
ingrijpen:
i-jriefe (Q121p Kerkrade)
|
met gezag en kracht tussenbeide komen [roffen, ingrijpen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24960 |
inham |
inham:
i-ham (Q121p Kerkrade)
|
inham, in het land inspringend gedeelte van een zee, meer of riveri [inpamp] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25794 |
injecteren |
injecteren:
injecteren (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Willem-Sophia])
|
Belangrijkste stofbestrijdingsmethode bij de koolwinning. Een belangrijke vinding op het gebied van de stofbestrijding was het inpersen, injecteren, van water in de koollaag. Hiervoor werden op afstanden van 3 tot 5 meter voldoende diepe gaten in de kool geboord. Daarna werd het injectietoestel in het boorgat geplaatst. Als men water onder druk in het toestel liet stromen, drong het langs alle splijtvlakken en scheurtjes in de steenkool. Het bevochtigde als het ware de gehele koollaag tot een zekere diepte, waardoor koolwinning vrijwel zonder stofontwikkeling kon plaatsvinden (Handb. H. pag. 95). Het injecteren kon echter niet overal toegepast worden. Soms maakte het water het dak en de vloer slecht. In andere gevallen kon men het water niet in de kool persen, omdat er geen splijtvlakken en scheuren waren. [N 95, 781; N 95, 777; monogr.]
II-5
|