e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kast kast: kas (Kerkrade), schap: šā.f (Kerkrade), schrank (d.): šraŋk (Kerkrade), Eechesjrank  sjrank (Kerkrade) kast [DC 39 (1965)] III-2-1
kast voor liturgische gewaden credens (<it.): kredens (Kerkrade) De kast(en) waarin deze gewaden liggend worden opgeborgen. [N 96A (1989)] III-3-3
kastplank regaal: rəjāl (Kerkrade), schap: šāf (Kerkrade) kastplank || plank in een kast [DC 16 (1948)] III-2-1
kat kat: kat (Kerkrade), kats (Kerkrade), ideosyncr.  kats (Kerkrade), miem: miem (Kerkrade), ideosyncr.  miem (Kerkrade), miets: miets (Kerkrade) Hoe noemt u een kat (poes, mies, kat, balkhaas, zandhaas, marol) [N 83 (1981)] || kat [ZND A1 (1940sq)] || poes III-2-1
katapult flits: flietsj (Kerkrade, ... ), [Met afbeelding].  flietsj (Kerkrade) Hoe noemt men het speeltuig, bestaande uit een gevorkt takje, aan de uiteinden waarvan een elastiekje is vastgemaakt en waarmee jongens steentjeswegschieten? [DC 23 (1953)] || Katapult. III-3-2
kater katsenjammer: katsejammer (Kerkrade) kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)] III-2-3
katoen katoen: katūn (Kerkrade) Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.] II-7
katrol katrol: katrǫl (Kerkrade) Katrol, in gebruik bij het omhooghijsen van het rund. [N 28, 64; N 28, 65] II-1
katrolsysteem katrol: katrǫl (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Domaniale]), ketten: kɛtǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Zolder]) Het katrolsysteem waarmee de kleerhaken met kleren onder het dak worden gehangen. [N 95, 57] II-5
kattekruid kattekruid: idiosyncr.  katsekroed (Kerkrade) Kattekruid (nepeta cataria 40 tot 100 cm grote plant. De stengels staan rechtop en zijn dicht behaard; de bladeren zijn eivormig spits, de bladrand is gekarteld of getand; de bloemen staan in lange trossen aan het eind van de stengel en in gesteelde zij [N 92 (1982)] III-4-3