33256 |
klaver, algemeen |
klee:
klīǝ (Q121p Kerkrade)
|
De klaver- en klee-varianten in dit lemma vormen de verzamelnaam voor allerlei klaversoorten uit de familie van de Vlinderbloemigen. Klaver werd tot 1950 geteeld als groenvoer en als stoppelgewas. In de Nijmeegse lijst is niet naar de afzonderlijke soorten of naar de algemene naam gevraagd, alleen naar de benamingen voor verschillende oude klaversoorten. Hier zijn, naast de algemene naam in dit lemma, eerst enkele meestvoorkomende soorten apart behandeld en is tot slot een verzamellemma Andere Oude Klaversoorten toegevoegd. De scheiding in het Nijmeegse materiaal is achteraf aangebracht, op grond van de gewasnaam, de opmerkingen van de zegslieden en andere bronnen. Zie ook WBD.I, afl. 8, blz. 1408. [N 14, 83; JG 1a, 1b, 2b, 2c; A 4, 10; L 1, a-m; L B2, 348; L 20, 10; Wi 50; S 18; monogr.]
I-5
|
22747 |
klaveren in het kaartspel |
kleen:
klieĕ (Q121p Kerkrade),
Sub boer: Dr betste - bij skaat is dr klieëboer.
klieëboer (Q121p Kerkrade),
kruitser:
- oas, könnek, dam, boer.
krütser (Q121p Kerkrade)
|
[Klaveren boer]. || Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - IV. Klaveren. [DC 52 (1977)] || Klaveren (bij he`t kaartspel).
III-3-2
|
24867 |
klaverzuring |
giftig zuurmoes:
idiosyncr.
jiftieg zoermós (Q121p Kerkrade),
zuurklee:
zoer’klieë (Q121p Kerkrade)
|
klaverzuring || Witte klaverzuring (oxalis acetosella 5 tot 10 cm groot. De plant heeft een dunne, geschubde wortelstok; de bladeren zijn wortelstandig, 3-tallig. De blaadjes zijn omgekeerd kantvormig; de bloemen groeien afzonderlijk op lange stelen en zijn wit of iets [N 92 (1982)]
III-4-3
|
18171 |
kledij, kleren |
kledage:
kleiaasj (Q121p Kerkrade),
kleren:
kleier (Q121p Kerkrade),
kleiər (Q121p Kerkrade),
klèjer (Q121p Kerkrade),
(et kleed)
kleier (Q121p Kerkrade),
t dinge, ploete, lijnwaad, kluft]:
kleer (Q121p Kerkrade)
|
... de kleren (het kleed) ... - bedoeld wordt de vrouwenkleding [DC 03 (1934)] || kleding, kledij (verzamelnaam) [kleerazie, klejaasj] [N 23 (1964)] || kleren, kledingstukken [kleer [N 23 (1964)]
III-1-3
|
27668 |
kleedlokaal |
klederraum:
klęjǝrrawm (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Wilhelmina]),
kleedruimte:
kl˙ētrǫjmtǝ (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Maurits]),
kouw:
kaw (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
kǫw (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Maurits]),
waskouw:
waškaw (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
De ruimte waar men zich kon verkleden en ook kon wassen blijkens woordtypen als "waskouw", "badlokaal" en "bad". Volgens de informant van Q 111 sprak men vroeger van "waskouw" en later van "badlokaal". [N 95, 7; monogr.]
II-5
|
18285 |
kleerborstel |
borstel:
busjtel (Q121p Kerkrade),
kleerborstel:
kleierbusjtel (Q121p Kerkrade)
|
kleerborstel || Kleerborstel. Hoe noemt men het hierboven afgebeelde voorwerp, dat wordt gebruikt om stof uit kleren, stoelbekleding, gordijnen enz. te verwijderen? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
27669 |
kleerhaak |
haak:
hǭǝk (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Zolder]),
klederhaak:
klęjǝrhoǝk (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
De haak waaraan de mijnwerker zijn kleren en mijnkleding kan ophangen. Door middel van een ketting en een katrolsysteem hangt alle kleding hoog in de lucht. Bij het begin van de dienst laat de arbeider zijn haak neer, haalt er zijn mijnkleding vanaf en hangt er zijn dagelijkse kleding aan op. Daarna trekt hij de haak weer op en sluit de ketting af met een hangslot. In de mijnen van Eisden, Zwartberg, Waterschei, Winterslag en Zolder kent men dit systeem van opbergen niet: daar stopt men zijn spullen in kasten. [N 95, 56; N 95, 57; monogr.]
II-5
|
19389 |
kleerhanger |
klederhaak:
kleͅi̯ərhoͅak (Q121p Kerkrade)
|
kleerhanger
III-2-1
|
19677 |
kleerkast |
klederschap:
kleͅi̯əršāf (Q121p Kerkrade),
klederschrank:
klei-jersjrank (Q121p Kerkrade)
|
kleerkast [DC 39 (1965)]
III-2-1
|
19631 |
kleerkist, kleerkoffer |
dekenkist:
dekkekis (Q121p Kerkrade),
klederkist:
kleierkis (Q121p Kerkrade),
klederkoffer:
kleijer-kóffer (Q121p Kerkrade),
slotmandel:
sjloesmangel (Q121p Kerkrade)
|
Hoe noemt u een houten koffer (om kleren in te bewaren)? [N 104 (2000)]
III-2-1
|