24197 |
kramsvogel |
krammes:
krammes (Q121p Kerkrade),
krammesvogel:
kram’mesvoeëjel (Q121p Kerkrade),
krammichvogel:
krammichvōêjel (Q121p Kerkrade)
|
kramsvogel || kramsvogel (25 groter dan koperwiek [021]; vaak in diens gezelschap; heeft grijze kop en stuit; ook alleen wintervogel; roep [tjak-tjak-tjak] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
27868 |
krans, afslagmijnen |
koppen:
kø̜p (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
kopschoten:
kǫpšø̜̄s (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Domaniale]),
krans:
krans (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Julia]),
krants (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
kransschoten:
kransšø̜̄s (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Zwartberg, Waterschei]),
stootschoten:
štuǝsšø̜̄s (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
stoten:
štyǝs (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Winterslag, Waterschei]),
stotenschoten:
štyǝsšø̜̄s (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
vloerschoten:
fluršø̜̄s (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
vluǝršø̜̄s (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Julia]),
vrijstaande schoten:
vręjštoǝndǝ šø̜̄s (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
zolen:
zoǝlǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
zoolschoten:
zoǝlšø̜̄s (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Maurits])
|
De buitenste ring of ringen van schoten van een schietfront. In dit lemma is een onderverdeling gemaakt in: A. algemene benamingen voor de buitenste ring of ringen van schoten; B. kransschoten of afslagmijnen die aan de bovenzijde van het front zijn aangebracht; C. kransschoten of afslagmijnen die aan de zijkant van het front zijn aangebracht; D. kransschoten die in de buurt van het vloergesteente zijn aangebracht. Door het feit dat er in de vragenlijst N 95 geen onderscheid is gemaakt tussen vloerschoten en kopschoten van een krans en de gelijknamige schoten die worden geboord bij het schieten van de stok, zijn een aantal woordtypen en varianten uit de groepen B. en D. mogelijk ook van toepassing op de boorgaten van het schietfront van een galerij. [N 95, 434; N 95, 436; N 95, 437; N 95, 438; N 95, 431; monogr.; Vwo 51; Vwo 52; Vwo 189; Vwo 271; Vwo 279; Vwo 452; Vwo 455; Vwo 520; Vwo 521; Vwo 559; Vwo 649; Vwo 751; Vwo 756; Vwo 836]
II-5
|
21342 |
krant |
zeitung (du.):
tsiedonk (Q121p Kerkrade)
|
een dagelijks verschijnend drukwerk ter verspreiding van nieuws en wetenswaardigheden en tot voorlichting van het publiek [gazet, krant, courant, journaal, dagblad] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
31339 |
kraspen |
kratsstift:
kratsštef (Q121p Kerkrade)
|
In het algemeen een werktuig waarmee de metaalbewerker de afmetingen van een werkstuk op het plaatmateriaal aftekent. Het bestaat doorgaans uit een spitse stalen of koperen stift die soms in een houten heft gevat kan zijn. Zie ook afb. 71. [N 33, 245; N 64, 82a; N 64, 82c; monogr.]
II-11
|
25034 |
krassen |
kratsen:
kratse (Q121p Kerkrade)
|
het geluid geven van een scherp voorwerp dat over een hard oppervlak schraapt [skratsen, krassen, kratsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21031 |
kreeft |
krebs (du.):
kribs (Q121p Kerkrade)
|
kreeft
III-2-3
|
24954 |
kreek, stilstaand water |
graaf:
jraaf (Q121p Kerkrade)
|
kreek, klein, smal, veelal stilstaand water, vaak een overblijfsel van een overstroming of van de vroegere loop van een rivier [kil] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24339 |
krekel |
krekel:
kriekel (Q121p Kerkrade)
|
krekel [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
20804 |
krent |
krent:
krint (Q121p Kerkrade)
|
krent
III-2-3
|
18107 |
krentenbaard |
krenten:
krinte (Q121p Kerkrade)
|
Uitslag, zweertjes op de lippen en de kin (krentenbaard, baardziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|