e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lak lak: lak (Kerkrade) Verf die is samengesteld uit vernis, standolie, terpentijn en zuivere verfstoffen. [N 67, 19c] II-9
laken beddoek: bɛt˂dox (Kerkrade) beddelaken III-2-1
lakken lakeren: lakērǝ (Kerkrade), lakken: lakǝ (Kerkrade) Met lak of vernis bestrijken, waardoor een glanzende oppervlakte wordt verkregen. [N 67, 66c; monogr.] II-9
lakschoen gelakte schoen: jelakte sjong (Kerkrade), lakschoen: lakschong (Kerkrade), laksjong (Kerkrade) lakschoenen || lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)] III-1-3
lam lam: lam (Kerkrade), lām (Kerkrade), lammetje: lɛmšǝ (Kerkrade), lɛ̄mkǝ (Kerkrade), nuukje: nykšǝ (Kerkrade), schaapje: šø̜̄fjǝ (Kerkrade), šø̜fjǝ (Kerkrade) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] I-12
lamellenband staalband: štoǝlbant (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), staalgliederband: štoǝljli.dǝrbant (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Een bandtransporteur waarvan de transportband bestaat uit scharnierend verbonden, stalen profielplaten. [monogr.] II-5
lammetjespap boekweitsmeel: bogges‧meèl (Kerkrade) Pap van boekweitmeel (lemmekespap?) [N 16 (1962)] III-2-3
lamoen gespan: gǝšpan (Kerkrade) Het voorstel in z''n geheel: de twee berries en de verbindingsscheien. De benaming voor het lamoen komt voornamelijk voor in het zuidoosten van Belgisch Limburg en in het zuiden van Nederlands Limburg. [N 17, 50b + 90; N G, 54b + 56h + 64a; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20] I-13
lamp lamp: lamp (Kerkrade) lamp III-2-1
lampekabel lampekabel: lampǝkābǝl (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), verbindingskabel: verbindingskabel (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Domaniale]), vǝrbinduŋskābǝl (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Maurits]) De kabel die de verbinding vormt tussen enerzijds de accu en anderzijds de lamp die op de mijnpet of -helm van de mijnwerker is bevestigd. [N 95, 257] II-5