24906 |
lange tijd |
toer:
doer (Q121p Kerkrade)
|
tijdsruimte
III-4-4
|
21977 |
langeafstandsvlucht |
wijde, de ~:
Sub wied: Zets doe óch doevve noa dr wieë?
d`r wieë (Q121p Kerkrade)
|
[De verste vlucht].
III-3-2
|
24418 |
langpootmug |
mug:
muk (Q121p Kerkrade),
snijder:
ideosyncr.
sjnieder (Q121p Kerkrade),
watervlieg:
wasərvlei (Q121p Kerkrade)
|
Hoe noemt u de grote mug met bijzonder lange, breekbare poten (langpootmug, horlogemaker, glazemaker, snijder) [N 83 (1981)] || langpootmug [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
30563 |
langs de rijen berapen |
afrijen:
āfręjǝ (Q121p Kerkrade)
|
Pleisterwerk met behulp van de rij vlak en glad maken. Wanneer een muur met een penant of een vooruitstekende schoorsteenboezem moest worden bepleisterd, werden er aan de zijkanten met behulp van klemhaken, in Q 121 'putzhaken' ('putshø̜̄k') of 'pleisterhaken' ('plīǝstǝrhø̜̄k') genoemd, twee of meer verticale latten vastgezet. Het gelijkmaken van de tussen deze rijen aangebrachte pleisterlaag met behulp van een derde rij werd in Q 121 'afrijen' genoemd. [monogr.]
II-9
|
27798 |
langs de snoeren kijken |
inviseren:
e.nviziǝrǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
langs de loden kijken:
laŋs dǝ luǝdǝ kikǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
langs het lood kijken:
laŋs ǝt lūǝt kikǝ (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Willem-Sophia])
|
Kijken of de richting van de mijngang goed is. De richting moet naar het werkfront worden doorgetrokken. Voordat men hiertoe overgaat, controleert men eerst of de richting nog wel bruikbaar is. Daartoe bevestigt men drie richtingssnoeren. Hangen deze in een rechte lijn, dan wordt het derde snoer, dat uitsluitend voor controle dient, verwijderd. De richting wordt met behulp van de twee overige doorgetrokken. Daarvoor zijn drie man nodig: één die langs de snoeren kijkt, één die het tweede snoer belicht, terwijl de derde man een lamp voor het front hangt of vasthoudt. Hiervoor wordt bij voorkeur een benzinelamp gebruikt. De vlam wordt zodanig getemperd, dat zij vanaf de richtingssnoeren nog juist duidelijk zichtbaar is. Dit gebeurt om de grootst mogelijke nauwkeurigheid te krijgen. De persoon die viseert geeft door bewegingen met de lamp naar links of naar rechts te kennen naar welke kant de lamp aan het front verplaatst moet worden (Driessen pag. 128-129). [N 95, 851]
II-5
|
27984 |
langspijler |
langspijler:
langspijler (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Maurits]),
langsstreb:
laŋs[streb] (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Willem-Sophia])
|
Pijler die in de hellingsrichting van de koollaag ligt. Voor de fonetische documentatie van de woorddelen -(pijler), -(streb) en -(taille) zie men het lemma Pijler. [N 95, 479; N 95, 286]
II-5
|
20751 |
langwerpig wittebrood |
lange weg:
lange wek (Q121p Kerkrade),
Syst. WBD
lange wék (Q121p Kerkrade),
oberlnder (du.):
o’berlender (Q121p Kerkrade)
|
Langwerpig wittebrood (peel?) [N 16 (1962)] || wittebrood
III-2-3
|
33774 |
langwerpige streep van voorhoofd tot neus |
streep:
štrēp (Q121p Kerkrade)
|
Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b]
I-9
|
25079 |
langzaam, traag |
langzaam:
langsaam (Q121p Kerkrade),
lank⁄saam (Q121p Kerkrade),
traag:
troag (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
vuil:
voel (Q121p Kerkrade)
|
langzaam (lui, traag, stil, telijig) [DC 39 (1965)] || langzaam [lui, traag, stil, telijig] [N 91 (1982)] || langzaam, traag || traag
III-4-4
|
34017 |
langzamer |
ho-ho:
hō hō (Q121p Kerkrade)
|
Voermansroep om het paard langzamer te doen gaan. [N 8, 95h en 96]
I-10
|