e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mortelplaats spijsbed: [spijs]˱bęt (Kerkrade) De plaats waar de mortel wordt klaargemaakt. In P 176 lag de mortelplaats doorgaans in de buurt van de 'cabine' ('kaben'), de loods waar het materiaal in werd opgeslagen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen '(spijs)-' en '(mortel)-' het lemma 'Mortel'. [N 30, 40c; monogr.] II-9
mortelschop platschup: platšøp (Kerkrade), platte schup: platǝ šøp (Kerkrade) Brede, platte schop die wordt gebruikt voor het aanmaken van mortel. Vgl. afb. 20. Zie voor het woordtype 'troffel' en de samenstellingen met 'troffel' ook het lemma 'Graanschop', 'Schepschop' in wld I.4, pag. 146/147. [N 30, 41b; monogr.] II-9
mos (alg.) mos: moos (Kerkrade), idiosyncr.  moos (Kerkrade) mos || Mos: kleine, sierlijke, groene plantjes die groepsgewijze en in aanzienlijke hoeveelheid bij elkaar groeiend voorkomen (mos, smos, kwacht, kwocht). [N 92 (1982)] III-4-3
mossel mossel: mó’sjel (Kerkrade) mossel III-2-3
mosterd mosterd: mós’terd (Kerkrade) mosterd III-2-3
mot mot: mot (Kerkrade, ... ) mot [DC 24 (1953)] III-4-2
motor moter: motər (Kerkrade) motor [RND] III-3-1
motorgoot aandrijfgoot: aandrijfgoot (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), antriebrutsche: antrīprutš (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Julia]), antriebsplaat: antrīpsplāt (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Transportgoot waarop de beweging van de schudgootmotor wordt overgebracht. Een motorgoot is doorgaans een versterkte goot die aan de onderkant voorzien is van een zogenaamde slof met boutgaten. De slof dient om de verbinding met de motor tot stand te brengen. [N 95, 625; Vwo 3; Vwo 17; Vwo 84] II-5
motorraam motorraam: motorraam (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Maurits]), motǝrrām (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Julia]) IJzeren raam waarop de motor van een schudgoot met bouten bevestigd kan worden. [N 95, 616] II-5
motregen, fijne regen druppel regen: ing drüppel reën (Kerkrade), gezouwels: jezau⁄wel(s) (Kerkrade), grizzelsweer: jriezzelsweer⁄ (Kerkrade), kniesregen: knies⁄reën (Kerkrade), mot: mot (Kerkrade), motregen: mot⁄reën (Kerkrade), smies: sjmies (Kerkrade), smies (Kerkrade, ... ), smiesregen: sjmies⁄reën (Kerkrade), zevel: zievel (Kerkrade), zouwel: zauwel (Kerkrade), zau⁄wel (Kerkrade) klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] || miezel || motregen, fijne regen || motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] III-4-4