30007 |
mortelplaats |
spijsbed:
[spijs]˱bęt (Q121p Kerkrade)
|
De plaats waar de mortel wordt klaargemaakt. In P 176 lag de mortelplaats doorgaans in de buurt van de 'cabine' ('kaben'), de loods waar het materiaal in werd opgeslagen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen '(spijs)-' en '(mortel)-' het lemma 'Mortel'. [N 30, 40c; monogr.]
II-9
|
30010 |
mortelschop |
platschup:
platšøp (Q121p Kerkrade),
platte schup:
platǝ šøp (Q121p Kerkrade)
|
Brede, platte schop die wordt gebruikt voor het aanmaken van mortel. Vgl. afb. 20. Zie voor het woordtype 'troffel' en de samenstellingen met 'troffel' ook het lemma 'Graanschop', 'Schepschop' in wld I.4, pag. 146/147. [N 30, 41b; monogr.]
II-9
|
24603 |
mos (alg.) |
mos:
moos (Q121p Kerkrade),
idiosyncr.
moos (Q121p Kerkrade)
|
mos || Mos: kleine, sierlijke, groene plantjes die groepsgewijze en in aanzienlijke hoeveelheid bij elkaar groeiend voorkomen (mos, smos, kwacht, kwocht). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
20923 |
mossel |
mossel:
mó’sjel (Q121p Kerkrade)
|
mossel
III-2-3
|
20839 |
mosterd |
mosterd:
mós’terd (Q121p Kerkrade)
|
mosterd
III-2-3
|
24355 |
mot |
mot:
mot (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade)
|
mot [DC 24 (1953)]
III-4-2
|
21263 |
motor |
moter:
motər (Q121p Kerkrade)
|
motor [RND]
III-3-1
|
28350 |
motorgoot |
aandrijfgoot:
aandrijfgoot (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]),
antriebrutsche:
antrīprutš (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Julia]),
antriebsplaat:
antrīpsplāt (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Transportgoot waarop de beweging van de schudgootmotor wordt overgebracht. Een motorgoot is doorgaans een versterkte goot die aan de onderkant voorzien is van een zogenaamde slof met boutgaten. De slof dient om de verbinding met de motor tot stand te brengen. [N 95, 625; Vwo 3; Vwo 17; Vwo 84]
II-5
|
28347 |
motorraam |
motorraam:
motorraam (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Maurits]),
motǝrrām (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Julia])
|
IJzeren raam waarop de motor van een schudgoot met bouten bevestigd kan worden. [N 95, 616]
II-5
|
25130 |
motregen, fijne regen |
druppel regen:
ing drüppel reën (Q121p Kerkrade),
gezouwels:
jezau⁄wel(s) (Q121p Kerkrade),
grizzelsweer:
jriezzelsweer⁄ (Q121p Kerkrade),
kniesregen:
knies⁄reën (Q121p Kerkrade),
mot:
mot (Q121p Kerkrade),
motregen:
mot⁄reën (Q121p Kerkrade),
smies:
sjmies (Q121p Kerkrade),
smies (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
smiesregen:
sjmies⁄reën (Q121p Kerkrade),
zevel:
zievel (Q121p Kerkrade),
zouwel:
zauwel (Q121p Kerkrade),
zau⁄wel (Q121p Kerkrade)
|
klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] || miezel || motregen, fijne regen || motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)]
III-4-4
|