e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
natuursteen broksteen: broxštē (Kerkrade) In de natuur aangetroffen steen die al dan niet met gereedschappen bewerkt is. In het eerste geval spreekt men van breuksteen, in het tweede van gehouwen steen. Tot de natuursteen worden onder meer kalksteen of hardsteen, graniet, zandsteen en tufsteen gerekend. De natuursteen staat in tegenstelling tot de kunststeen, die uit verschillende grondstoffen vervaardigd wordt. Zie ook de lemmata 'Hardsteen' en 'Zandsteen'. [N 30, 55c; N 30, 55g; N 30, 56; N 31, 31a; monogr.] II-9
nauw, eng eng: eng (Kerkrade, ... ), knap: knap (Kerkrade), nauw: näu (Kerkrade) klein van in- of doorgang, niet wijd, met weinig ruimte [bekremmeld, eng, strang, nauw] [N 91 (1982)] || nauw, eng III-4-4
nauwgezet; nauwgezet persoon genau: jenauw (Kerkrade) met zorg en aandacht te werk gaand, niet slordig of oppervlakkig [consciëntieus, secuur, precies, weiger] [N 85 (1981)] III-1-4
navel navel: navel (Kerkrade, ... ), nāāvel (Kerkrade), ná:vəl (Kerkrade) navel [DC 02 (1932)] || Navel: het litteken van de navelstreng midden op de buik (nakker, nagel, navel). [N 84 (1981)] III-1-1
navelbandje navelveesje: NB viesch: wikkel.  navelviesje (Kerkrade) navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)] III-2-2
neef neef: neeëf (Kerkrade), mar.: ??  neeëf (Kerkrade), nonkenjong: nón’kejong (Kerkrade), nonkenjongetje: nón’kejöngs-je (Kerkrade), vetter (du.): kind van oom of tante  fet’ter (Kerkrade), neen  fetter (Kerkrade), vetter (Kerkrade) kleinzoon [DC 05 (1937)] || neef || neef, oomzegger || neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)] || neefje III-2-2
neerbraak neerbraak: neerbraak (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Julia]), zenkschacht: sęŋkšāt (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), zeŋkšāt (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), zɛŋkšāt (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Julia]) Een blinde schacht die in benedenwaartse richting wordt gedreven. Zie ook de semantische toelichting bij de lemmata Blinde Schacht, Tussenschacht en Opbraak. [N 95, 184; N 95, 78; monogr.; Vwo 544] II-5
neerlaten aflaten: āflǫsǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), afschikken: āfšekǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), heraf laten: ǝrāf Iǫsǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Iets neerlaten in de ondergrond. [N 95, 611; Vwo 46; monogr.] II-5
neet, luizenei neet: net (Kerkrade), nis (Kerkrade), eigen spellingsysteem  nis (Kerkrade) neet || neet, luize-ei [ZND A1 (1940sq)] || neet, luizenei [N 26 (1964)] III-4-2
negenoog karfunkel (du.): kavonkel (Kerkrade) Negenoog: kwaadaardige steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineen vloeien (negenoog, negenoger, kwader). [N 84 (1981)] III-1-2