26442 |
natuursteen |
broksteen:
broxštē (Q121p Kerkrade)
|
In de natuur aangetroffen steen die al dan niet met gereedschappen bewerkt is. In het eerste geval spreekt men van breuksteen, in het tweede van gehouwen steen. Tot de natuursteen worden onder meer kalksteen of hardsteen, graniet, zandsteen en tufsteen gerekend. De natuursteen staat in tegenstelling tot de kunststeen, die uit verschillende grondstoffen vervaardigd wordt. Zie ook de lemmata 'Hardsteen' en 'Zandsteen'. [N 30, 55c; N 30, 55g; N 30, 56; N 31, 31a; monogr.]
II-9
|
25012 |
nauw, eng |
eng:
eng (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
knap:
knap (Q121p Kerkrade),
nauw:
näu (Q121p Kerkrade)
|
klein van in- of doorgang, niet wijd, met weinig ruimte [bekremmeld, eng, strang, nauw] [N 91 (1982)] || nauw, eng
III-4-4
|
18909 |
nauwgezet; nauwgezet persoon |
genau:
jenauw (Q121p Kerkrade)
|
met zorg en aandacht te werk gaand, niet slordig of oppervlakkig [consciëntieus, secuur, precies, weiger] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17766 |
navel |
navel:
navel (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
nāāvel (Q121p Kerkrade),
ná:vəl (Q121p Kerkrade)
|
navel [DC 02 (1932)] || Navel: het litteken van de navelstreng midden op de buik (nakker, nagel, navel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
20282 |
navelbandje |
navelveesje:
NB viesch: wikkel.
navelviesje (Q121p Kerkrade)
|
navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
20361 |
neef |
neef:
neeëf (Q121p Kerkrade),
mar.: ??
neeëf (Q121p Kerkrade),
nonkenjong:
nón’kejong (Q121p Kerkrade),
nonkenjongetje:
nón’kejöngs-je (Q121p Kerkrade),
vetter (du.):
kind van oom of tante
fet’ter (Q121p Kerkrade),
neen
fetter (Q121p Kerkrade),
vetter (Q121p Kerkrade)
|
kleinzoon [DC 05 (1937)] || neef || neef, oomzegger || neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)] || neefje
III-2-2
|
27173 |
neerbraak |
neerbraak:
neerbraak (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Julia]),
zenkschacht:
sęŋkšāt (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
zeŋkšāt (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
zɛŋkšāt (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Julia])
|
Een blinde schacht die in benedenwaartse richting wordt gedreven. Zie ook de semantische toelichting bij de lemmata Blinde Schacht, Tussenschacht en Opbraak. [N 95, 184; N 95, 78; monogr.; Vwo 544]
II-5
|
28265 |
neerlaten |
aflaten:
āflǫsǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
afschikken:
āfšekǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]),
heraf laten:
ǝrāf Iǫsǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Iets neerlaten in de ondergrond. [N 95, 611; Vwo 46; monogr.]
II-5
|
24347 |
neet, luizenei |
neet:
net (Q121p Kerkrade),
nis (Q121p Kerkrade),
eigen spellingsysteem
nis (Q121p Kerkrade)
|
neet || neet, luize-ei [ZND A1 (1940sq)] || neet, luizenei [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18042 |
negenoog |
karfunkel (du.):
kavonkel (Q121p Kerkrade)
|
Negenoog: kwaadaardige steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineen vloeien (negenoog, negenoger, kwader). [N 84 (1981)]
III-1-2
|