e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
netvloeistof pap: pap (Kerkrade), water: wasǝr (Kerkrade) Vloeistof die dient voor het bevochtigen van de bovenzijde van het deegbrood. In dit lemma zijn alleen de benamingen opgenomen die een vloeistof of vloeibare substantie aanduiden. Naast een vloeibaar middel gebruikt men ook wel eens een vast product blijkens de opgaven suiker (Q 121), ei (L 269, Q 117a), aardappelenmeel (K 278, L 383, Q 97), bloem (Q 95). Deze laatste benamingen zijn niet verder in dit lemma opgenomen. Daarnaast zijn er allerlei combinaties van een vloeistof met een andere vloeistof of een vast product mogelijk zoals: water waarin wat suiker of ge-klopt eiwit (L 427), meel en water (L 291, Q 35), aardappelmeel met water (L 292, 321, 330, Q 121e), koffie en melk (Q 12), geklopt ei met melk (L 432), witte bloem met water (L 377), eiwit en water (Q 18), zemelen en water (L 270). Deze combinaties zijn ook niet fonetisch gedocumenteerd. Uiteindelijk valt het lemma uiteen in twee groepen. De ene groep bevat algemene benamingen voor "netvloeistof", de tweede groep geeft de benamingen van een bepaald soort vloeistof of vloeibare substantie die als "netvloeistof" gebruikt wordt. [N 29, 40c; N 29, 40d; monogr.] II-1
neus neus: naas (Kerkrade), nās (Kerkrade), ná:s (Kerkrade) neus [DC 01 (1931)] III-1-1
neus (spotnamen) gevel: jievel (Kerkrade), neuzerienes: naazerīēnes (Kerkrade), teulis: tüles (Kerkrade), teunis: tuunes (Kerkrade), tul: dikke tül (Kerkrade), lang tül (Kerkrade), tuul (Kerkrade, ... ) neus, Een dikke ~ (domper, kolf, tromp, domphoren). [N 84 (1981)] || neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk). [N 84 (1981)] || neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)] III-1-1
neus van een schoen muil: moel (Kerkrade), tietz: tietsj (Kerkrade) neus van een schoen [snoet, tip, veusjte, teut] [N 24 (1964)] III-1-3
neusgaten neuslokken: de naaslöcher (Kerkrade), naaslöcher (Kerkrade), naaslöchere (Kerkrade), nāslöcher (Kerkrade) neus: neusgaten [N 10 (1961)] III-1-1
neusring varkensring: vɛrkǝnsreŋk (Kerkrade) Ring in de neus van het varken die het wroeten moet beletten. [N 19, 26; JG 2c; mongr.] I-12
neusvleugel neusvleugel: naasvleugel (Kerkrade), nāsvlujel (Kerkrade), ná:sflūəjəl (Kerkrade) neusvleugel [DC 01 (1931)] III-1-1
nevengesteente verwijderen (een strek) op hoogte maken: op hyǝxdǝ māxǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), het nevengesteendes nabreken: ǝt nę̄ǝvǝjǝšteŋs noǝbrę̄xǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), nastokken: noǝštǫkǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), stokken: štǫkǝ (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Julia]) Het boven en onder de ontgonnen koollaag gelegen nevengesteente in een galerijfront verwijderen. Neven in samenstellingen wordt over het algemeen als een germanisme beschouwd. De Centrale Taalcommissie voor de Techniek (C.T.T.) merkt hierover op (pag. 41): "Ofschoon nieuwe samenstellingen met neven over het algemeen germanistisch aandoen, kunnen zij soms dienen om verschillende betekenissen te onderscheiden (neven, "aangrenzend gesteente" is niet hetzelfde als "bijgesteente")." Volgens de invuller uit Q 33 werd het begrip "stokken" op de mijn Emma gebruikt voor het bijwerken van de vloer (zie ook het lemma Bijwerken). [N 95, 384; N 95, 390; N 95, 927; monogr.] II-5
nicht nicht: nieët (Kerkrade), nichtje: nietsche (Kerkrade), nieëtje (Kerkrade), mar.: ??  nieëtje (Kerkrade), tantenkind: tan’tekink (Kerkrade), tantenkindje: troetelkind van tante  tan’tekinke (Kerkrade) kleindochter [DC 05 (1937)] || nicht, troetelkind van de tante || nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)] || nichtje III-2-2
nier nier: de neere (Kerkrade), eng nĕĕr (Kerkrade), ing néér (Kerkrade), neer (Kerkrade), ner (Kerkrade) een nier [ZND A2 (1940sq)] || nier [N 10 (1961)] III-1-1