17949 |
op de tenen lopen |
op de tenen lopen:
op de tsīême loofe (Q121p Kerkrade),
op de ziene laope (Q121p Kerkrade),
op en zie-ene (Q121p Kerkrade),
oppen tsīēene loofe (Q121p Kerkrade)
|
lopen: op zijn tenen lopen [op zn vurvoete] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
25094 |
op een rij zetten |
hindereen zetten:
hingeree setse (Q121p Kerkrade)
|
op een rij zetten [hagen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17934 |
op een sukkeldrafje lopen |
schokken:
schokke (Q121p Kerkrade),
stuiken:
sjtoekke (Q121p Kerkrade)
|
lopen: op een sukkeldrafje lopen [schokke, op n schökske loope] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
33851 |
op hol slaan |
lopen gaan:
lōfǝ jǭ (Q121p Kerkrade)
|
Aan het hollen gaan, niet meer aan het commando gehoorzamen. [JG 1a, 1b; N 8, 81f]
I-9
|
27658 |
op keuring gaan |
gekeurd worden:
jǝkyǝrt wēǝdǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
[N 95, 967; monogr.]
II-5
|
21197 |
op reis gaan |
op reis gaan:
óp rees joa (Q121p Kerkrade)
|
op reis gegaan zijn [te mantij zijn] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23675 |
op retraite gaan |
op retraite (fr.) gaan:
óp retrète joa (Q121p Kerkrade)
|
In retraite gaan, in retraite zijn. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32920 |
op rijen zetten |
reken:
rɛ̄kǝ (Q121p Kerkrade)
|
Het uitgespreide gras dat de eerste droging heeft ondergaan bijeenwerken tot rijen of langwerpige heuveltjes. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi of gras. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de rij, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''rij, wiers''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''rij, wiers''. Achter in het lemma staan dan de werkwoorden bijeen die geen formeel verband met de benamingen voor de rij hebben. De kaart bevat de denominatieven van de heteroniemen voor rij, wiers en de werkwoordelijke uitdrukkingen met die heteroniemen, ook geordend zoals in het lemma ''rij, wiers''. [N 14, 100; JG 1b, 1c, 2c; A 10, 18; L 38, 36; monogr.]
I-3
|
29978 |
op steigerhoogte |
op paalhoogte:
op pǫalhyǝx˱dǝ (Q121p Kerkrade)
|
Gezegd van metselwerk dat zover is gevorderd, dat men gebruik moet gaan maken van een steiger of de bestaande steiger moet gaan verhogen. [N 31, 46b; monogr.]
II-9
|
22368 |
op stelten lopen |
steltlopen:
sjtelslofe (Q121p Kerkrade)
|
Op stelten lopen [stelten]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|