21530 |
op wacht |
op wacht:
op wach (Q121p Kerkrade),
op wāx (Q121p Kerkrade)
|
op wacht [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|
25653 |
opbakken |
opwarmen:
opwɛrmǝ (Q121p Kerkrade)
|
In N 29, 79b werd gevraagd naar de wijze waarop men oud brood opbakte. De antwoorden op deze vraag zijn verwerkt in deze semantische toelichting. Een veel voorkomende methode van opbakken is het brood nat maken met b.v een borstel. Vervolgens wordt het in de oven gelegd totdat het doorwarmd is. Dit duurt zo''n 5 à 10 minuten. Men kan het brood ook opstomen. Als de oven tamelijk warm is, gooit men er een pot water in. Het water verdampt en het brood zet men 5 à 10 minuten in de oven. Men kan het brood ook v√≥√≥r of na het gewone bakken, wanneer de oven niet zo heet is, in de oven leggen gedurende tien minuten. Na het eruithalen legt men het brood onder een doek, zodat men de warmte en de wasem erin laat dringen.' [N 29, 97a; N 29, 97b; monogr.]
II-1
|
25581 |
opbollen |
opbollen:
opbǫlǝ (Q121p Kerkrade),
opzetten:
opsętsǝn (Q121p Kerkrade)
|
De afgewogen deegstukken opbollen. Het opbollen dient om een mooie ronde bol te verkrijgen, waardoor het vormen van het brood veel gemakkelijker kan geschieden, dan wanneer men dit van het direct afgewogen stuk moet doen (Schoep blz. 99). Verder dient het om de fijnheid van rijs te beïnvloeden en de kleefstof soepeler te maken. Het opbollen kan met de hand of machinaal plaatsvinden. [N 29, 34; N 29, 30b; monogr.]
II-1
|
25632 |
opbollen van het beschuitdeeg |
rondmaken:
roŋkmāxǝ (Q121p Kerkrade)
|
[N 29, 59a]
II-1
|
27769 |
opbraak |
aufbrok:
awfbrox (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
awfbrux (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
ǫwfbrux (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
opbraak:
opbraak (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Julia]),
schachtje:
šęǝtjǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Zwartberg])
|
Een blinde schacht die in opwaartse richting wordt gedreven. De invuller uit L 417 merkt daarover voor de mijnen in Zwartberg en Waterschei op dat een opbraak en een neerbraak (zie het lemma Neebraak) een "beurkê", d.w.z. een blinde schacht, in opbouw zijn. [N 95, 183; N 95, 78; monogr.; Vwo 206; Vwo 567]
II-5
|
27771 |
opbraakstoel |
schachtstoel:
šātštōl (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Het fundament van de ondersteuning van een schacht, opbraak of neerbraak, bestaande uit een vloerraam, staanders, tussenbalkjes en een kopraam. [monogr.; N 95, 760 add.]
II-5
|
21880 |
opbrengst |
gewin:
jewin (Q121p Kerkrade)
|
dat wat iets bij verkoping oplevert, de opbrengst [schoor, winst] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17897 |
opeenschuiven |
overeenschuiven:
uvver ee sjüve (Q121p Kerkrade)
|
stroppen: Op elkaar schuiven (stroppen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
28108 |
open ruimte in de opvulling |
blindslag:
bleŋkšlāx (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
carrousel:
karsɛl (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
kapelletje:
kapɛlšǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
kermis:
kermǝts (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Eisden]),
pfusch:
fuš (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Open plek in de opvulling van ontkoolde ruimten. [N 95, 553; N 95, 554; monogr.; div.]
II-5
|
21548 |
openbare verkoop |
verkoop:
verkoof (Q121p Kerkrade)
|
een openbare verkoping aan de meest biedende; verkoping bij opbod bijv. van huizen, landerijen, groenten en fruit, vis, etc. [roep, veiling] [N 89 (1982)]
III-3-1
|