21150 |
openbare weg |
steenweg:
sjteewèg (Q121p Kerkrade)
|
een grote, doorgaande weg, een openbare straatweg (baan, grootbaan, steenweg, kasseiweg, klinkerd, klinkweg) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18199 |
openbroek met linten |
boks:
boks (Q121p Kerkrade)
|
vrouwen (onder)broek (vero) met zijsplitten en voorzien van linten in de pijpband waarmee de kousen worden vastgemaakt [boks] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18163 |
opereren |
opereren:
opperere (Q121p Kerkrade)
|
Opereren: een operatie verrichten (vlijmen, snijden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20717 |
opgewarmde koffie |
breuzel:
Syst. WBD
breuzel (Q121p Kerkrade)
|
Opgewarmde koffie (schuddebol?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22402 |
opgooien (tossen) |
opwerpen:
opwerpe (Q121p Kerkrade)
|
Het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34480 |
opgroeiend jong kipje |
hennetje:
hɛnšǝ (Q121p Kerkrade)
|
Bedoeld wordt het kipje dat niet meer bij de klokhen is maar dat nog niet legt. [N 19, 40c]
I-12
|
27164 |
ophaalmachine |
fördermachine:
fø̜rdǝrmašiŋ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
koepe-machine:
kø̜pǝmašiŋ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
vordermachine:
vø̄ǝdǝrmašiŋ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
De machine waarmee de kooien in de schacht opgehaald en neergelaten worden. [N 95, 81; monogr.]
II-5
|
27244 |
ophaalmachinist |
machinist:
mašinest (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Emma, Maurits]),
vordermachinist:
vø̄ǝdǝrmašinest (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
vø̜̄ǝdǝrmašines (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
vø̜ǝdǝrmašǝnes (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De arbeider die de ophaalmachine bedient. [N 95, 134; monogr.]
II-5
|
28266 |
ophalen |
optrekken:
optrɛkǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Iets uit de ondergrond naar boven halen. [N 95, 611]
II-5
|
31500 |
ophaler |
aantrekker:
ātrękǝr (Q121p Kerkrade)
|
Metalen staaf met een vlakke baan met in het midden een uitholling die over de klinknagel past. De ophaler dient om de rand van het gat van de aaneen te klinken delen vlak te slaan waardoor deze tegen elkaar aan komen te liggen. Zie ook afb. 180a. [N 33, 321; N 64, 74b; N 66, 20b]
II-11
|