e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opsteekladder steekledder: štē̜xlɛdǝr (Kerkrade) Ladder die met behulp van metalen haken met één of meer delen verder verlengd kan worden. [N 67, 63e] II-9
opsteker opsteker: ǫpštɛxǝr (Kerkrade) Degene die de schoven met de gaffel,opsteekt naar de tasser op de wagen. Vergelijk de toelichting bij het lemma ''opsteken'' (5.1.3) en het lemma ''opsteker'' (5.1.6) in aflevering I.3, van hooi op de oogstkar. [N 15, 40; monogr.; add. uit JG 1a, 1b] I-4
optilbaar hek poort: poats (Kerkrade) Het niet draaiend maar uitneembaar hek aan de ingang van een wei. [N 14, 68b; A 25, 5e; monogr.] I-8
optillen heffen: heͅfən (Kerkrade), opheven: opheëve (Kerkrade), ophɛɛəvə (Kerkrade) (Op)heffen, tillen: in de hoogte heffen (beuren, heffen, tillen, lichten). [N 84 (1981)] || opheffen, tillen [ZND A1 (1940sq)] || optillen [RND] III-1-2
optoppen, oplangen optoppen: ǫptǫpǝ (Kerkrade) De steiger verhogen door de staanders met behulp van palen, de zgn. 'optoppers', te verlengen. De optoppers worden door middel van touwen aan de staanders gebonden en ze rusten op een op de staander gespijkerde, houten klos. [N 32, 5a; monogr.] II-9
optrekken, opdraaien optrekken: optrɛkǝ (Kerkrade) De sluis openen met behulp van een hefboom of een winde. In het eerste geval spreekt men in het algemeen van optrekken, in het tweede geval van opdraaien of opendraaien. Volgens Coenen (pag. 47) gebeurde het opdraaien ɛs avonds, het afdraaien ɛs morgens. Zie ook het lemma ɛaflaten, afdraaienɛ.' [Vds 42; Jan 43; Coe 29; Grof 59; monogr.] II-3
optuigen aanspannen: āšpanǝ (Kerkrade) Een trekpaard van het nodige trektuig voorzien. Men zet het hoofdstel op het hoofd van het paard, plaatst het haam om zijn nek, legt het schoftzadel op zijn rug en doet het achterhaam aan. Tenslotte gespt men de verschillende delen aan elkaar. [JG 1b; N 8, 97a; monogr.] I-10
opvangen (een) spits voorpalen: špets vȳrpø̜̄ǝlǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), (een) spits voorpfanden: špets vȳrpfɛndǝ (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Domaniale]), (een) spits voorspannen: špets vȳršpanǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), aanbouwen: ābǫwǝ (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Julia]), ondervangen: oŋǝrvaŋǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), opvangen: opva.ŋǝ (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Domaniale]) Loszittende gesteentelagen in het dak niet wegnemen, maar ondersteunen. Het woordtype "(een) spits voortrekken" (L 374, L 426, L 433, Q 15, Q 21, Q 113) duidt een manier van ondersteunen aan waarbij men een halfhout met het ene uiteinde op de bestaande ondersteuning bevestigt en onder het andere einde een stijl plaatst. [N 95, 899; N 95, 892; N 95, 367; monogr.; N 95, 575; Vwo 2; Vwo 471] II-5
opvoeden, grootbrengen grootbrengen: jroeës’bringe (Kerkrade), groottrekken: jroeës’trekke (Kerkrade) grootbrengen III-2-2
opvuldienst blaasschicht: bloǝsšix (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), vulschicht: vølšix (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Julia]), vø̜lšix (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]) In Nederland de dienst, in Belgiē de post die zorgt voor het opvullen van het ontgonnen pand. [N 95, 546; monogr.; Vwo 846; Vwo 850] II-5