30694 |
opsteekladder |
steekledder:
štē̜xlɛdǝr (Q121p Kerkrade)
|
Ladder die met behulp van metalen haken met één of meer delen verder verlengd kan worden. [N 67, 63e]
II-9
|
32936 |
opsteker |
opsteker:
ǫpštɛxǝr (Q121p Kerkrade)
|
Degene die de schoven met de gaffel,opsteekt naar de tasser op de wagen. Vergelijk de toelichting bij het lemma ''opsteken'' (5.1.3) en het lemma ''opsteker'' (5.1.6) in aflevering I.3, van hooi op de oogstkar. [N 15, 40; monogr.; add. uit JG 1a, 1b]
I-4
|
33730 |
optilbaar hek |
poort:
poats (Q121p Kerkrade)
|
Het niet draaiend maar uitneembaar hek aan de ingang van een wei. [N 14, 68b; A 25, 5e; monogr.]
I-8
|
17900 |
optillen |
heffen:
heͅfən (Q121p Kerkrade),
opheven:
opheëve (Q121p Kerkrade),
ophɛɛəvə (Q121p Kerkrade)
|
(Op)heffen, tillen: in de hoogte heffen (beuren, heffen, tillen, lichten). [N 84 (1981)] || opheffen, tillen [ZND A1 (1940sq)] || optillen [RND]
III-1-2
|
29979 |
optoppen, oplangen |
optoppen:
ǫptǫpǝ (Q121p Kerkrade)
|
De steiger verhogen door de staanders met behulp van palen, de zgn. 'optoppers', te verlengen. De optoppers worden door middel van touwen aan de staanders gebonden en ze rusten op een op de staander gespijkerde, houten klos. [N 32, 5a; monogr.]
II-9
|
26361 |
optrekken, opdraaien |
optrekken:
optrɛkǝ (Q121p Kerkrade)
|
De sluis openen met behulp van een hefboom of een winde. In het eerste geval spreekt men in het algemeen van optrekken, in het tweede geval van opdraaien of opendraaien. Volgens Coenen (pag. 47) gebeurde het opdraaien ɛs avonds, het afdraaien ɛs morgens. Zie ook het lemma ɛaflaten, afdraaienɛ.' [Vds 42; Jan 43; Coe 29; Grof 59; monogr.]
II-3
|
34000 |
optuigen |
aanspannen:
āšpanǝ (Q121p Kerkrade)
|
Een trekpaard van het nodige trektuig voorzien. Men zet het hoofdstel op het hoofd van het paard, plaatst het haam om zijn nek, legt het schoftzadel op zijn rug en doet het achterhaam aan. Tenslotte gespt men de verschillende delen aan elkaar. [JG 1b; N 8, 97a; monogr.]
I-10
|
28004 |
opvangen |
(een) spits voorpalen:
špets vȳrpø̜̄ǝlǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
(een) spits voorpfanden:
špets vȳrpfɛndǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Domaniale]),
(een) spits voorspannen:
špets vȳršpanǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
aanbouwen:
ābǫwǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Julia]),
ondervangen:
oŋǝrvaŋǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
opvangen:
opva.ŋǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Domaniale])
|
Loszittende gesteentelagen in het dak niet wegnemen, maar ondersteunen. Het woordtype "(een) spits voortrekken" (L 374, L 426, L 433, Q 15, Q 21, Q 113) duidt een manier van ondersteunen aan waarbij men een halfhout met het ene uiteinde op de bestaande ondersteuning bevestigt en onder het andere einde een stijl plaatst. [N 95, 899; N 95, 892; N 95, 367; monogr.; N 95, 575; Vwo 2; Vwo 471]
II-5
|
20201 |
opvoeden, grootbrengen |
grootbrengen:
jroeës’bringe (Q121p Kerkrade),
groottrekken:
jroeës’trekke (Q121p Kerkrade)
|
grootbrengen
III-2-2
|
27609 |
opvuldienst |
blaasschicht:
bloǝsšix (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
vulschicht:
vølšix (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Julia]),
vø̜lšix (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
In Nederland de dienst, in Belgiē de post die zorgt voor het opvullen van het ontgonnen pand. [N 95, 546; monogr.; Vwo 846; Vwo 850]
II-5
|