24223 |
patrijs |
patrijs:
patrīēs (Q121p Kerkrade),
veldhoen:
veld’hon (Q121p Kerkrade)
|
patrijs || patrijs (30 overal in troepen op akkers; bruin hoefijzer op de buik; jachtvogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
27841 |
patroon |
patroon:
patruǝn (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Julia])
|
Springstofpatroon. De springstofpatronen die in de mijn gebruikt worden, zijn ongeveer 12 tot 15 cm lang, hebben een diameter van ongeveer 3 cm en wegen 100 gram (Vanwonterghem pag. 87). [N 95, 424; N 95, 420; monogr.; Vwo 219; Vwo 588]
II-5
|
23284 |
patroonheilige, kerkpatroon |
schutspatroon:
sjoetspatroeën (Q121p Kerkrade)
|
Een patroonheilige [patroeën]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23285 |
paus |
paus:
paus (Q121p Kerkrade)
|
Een paus. [ZND A2 (1940sq)]
III-3-3
|
30748 |
pausen |
doorpausen:
dørǝxpǫwzǝ (Q121p Kerkrade),
doortrekken:
dørǝxtrękǝ (Q121p Kerkrade)
|
Het door middel van doorstuiven reproduceren van een tekening. De tekening wordt daartoe eerst met behulp van een naald of een prikradje langs de lijnen van gaatjes voorzien. Vervolgens wordt de afbeelding met behulp van de pausdot en fijne houtskool of krijtwit op het vlak overgebracht. [N 67, 86a]
II-9
|
30750 |
pausnaald |
pausnaald:
pǫwsnǫlt (Q121p Kerkrade)
|
Naald aan een kurk waarmee men de gaatjes in de paustekening maakt. [N 67, 86c]
II-9
|
30749 |
paustekening |
pauspapier:
pǫwspapīr (Q121p Kerkrade)
|
Een op een dun papier aangebrachte tekening die vervolgens met behulp van een speld of een prikradje langs de lijnen van gaatjes wordt voorzien. [N 67, 86b]
II-9
|
34558 |
pauw |
pauw:
pau̯ (Q121p Kerkrade)
|
I-12
|
34561 |
pauwenstaart |
pauwstaart:
pau̯štats (Q121p Kerkrade)
|
I-12
|
33492 |
peer, soorten |
bungeltje:
kleine soort
bun’gelsje (Q121p Kerkrade),
handpeer:
hank’bier (Q121p Kerkrade),
peer:
bier (Q121p Kerkrade),
stoofpeer:
sjtoeëf’bier (Q121p Kerkrade)
|
handpeer || peer || stoofpeer
I-7
|