e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
patrijs patrijs: patrīēs (Kerkrade), veldhoen: veld’hon (Kerkrade) patrijs || patrijs (30 overal in troepen op akkers; bruin hoefijzer op de buik; jachtvogel [N 09 (1961)] III-4-1
patroon patroon: patruǝn (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Julia]) Springstofpatroon. De springstofpatronen die in de mijn gebruikt worden, zijn ongeveer 12 tot 15 cm lang, hebben een diameter van ongeveer 3 cm en wegen 100 gram (Vanwonterghem pag. 87). [N 95, 424; N 95, 420; monogr.; Vwo 219; Vwo 588] II-5
patroonheilige, kerkpatroon schutspatroon: sjoetspatroeën (Kerkrade) Een patroonheilige [patroeën]. [N 96C (1989)] III-3-3
paus paus: paus (Kerkrade) Een paus. [ZND A2 (1940sq)] III-3-3
pausen doorpausen: dørǝxpǫwzǝ (Kerkrade), doortrekken: dørǝxtrękǝ (Kerkrade) Het door middel van doorstuiven reproduceren van een tekening. De tekening wordt daartoe eerst met behulp van een naald of een prikradje langs de lijnen van gaatjes voorzien. Vervolgens wordt de afbeelding met behulp van de pausdot en fijne houtskool of krijtwit op het vlak overgebracht. [N 67, 86a] II-9
pausnaald pausnaald: pǫwsnǫlt (Kerkrade) Naald aan een kurk waarmee men de gaatjes in de paustekening maakt. [N 67, 86c] II-9
paustekening pauspapier: pǫwspapīr (Kerkrade) Een op een dun papier aangebrachte tekening die vervolgens met behulp van een speld of een prikradje langs de lijnen van gaatjes wordt voorzien. [N 67, 86b] II-9
pauw pauw: pau̯ (Kerkrade) I-12
pauwenstaart pauwstaart: pau̯štats (Kerkrade) I-12
peer, soorten bungeltje: kleine soort  bun’gelsje (Kerkrade), handpeer: hank’bier (Kerkrade), peer: bier (Kerkrade), stoofpeer: sjtoeëf’bier (Kerkrade) handpeer || peer || stoofpeer I-7