e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
plamuurmes plamuurmes: plamȳrmɛts (Kerkrade), spachtelmes: špaxtǝlmɛts (Kerkrade) Werktuig voor het aanbrengen van plamuur en andere vulmiddelen. Het bestaat uit een driehoekig, veerkrachtig stalen blad waaraan doorgaans een houten handvat is bevestigd. De breedte van het blad varieert meestal tussen 2 en15 cm, maar er bestaan ook plamuurmessen met een nog breder blad. Zie ook afb. 96. [N 67, 54b] II-9
plank bred: brɛt (Kerkrade  [(meervoud: brēr)]  ) In het algemeen een stuk hout waarvan de breedte groter is dan de dikte en de lengte groter dan de breedte. Bij de timmerman heeft het woord plank daarnaast ook nog een meer specifieke betekenis. Het is doorgaans een geschaafd en van messing en groef voorzien stuk hout, dat vaak nog een bepaalde afmeting heeft, namelijk in de breedte tussen 10 en 17.5 cm (4 en 7 duim) en in de dikte tussen 2 en 2.5 cm (0.75 en 1 duim) (Van de Watering, pag. 13). Zoɛn zijdelingse groef in vloerplanken werd in Meeswijk (L 424) en Valkenburg (Q 101) een klik (klek) genoemd. Een ɛdeelɛ is een in de lengte uit een boomstam gezaagd, plat stuk hout, dat nog niet geschaafd is.' [N 50, 73k; N 50, 74b; L 33, 22; L 40, 56; monogr.] II-12
plank, legplank regaal: rǝjāl (Kerkrade) Plank in een meubel, en dan met name in een kast. [N 56, 133; N 56, 149a; monogr.] II-12
plankmis poedel: poedel (Kerkrade) De plank missen bij het kegelspel [henk, olie]. [N 88 (1982)] III-3-2
plant (alg.) plant: plā.nts mv (Kerkrade) plant III-4-3
plant, pot- stock (d.): sjtok (Kerkrade) potplant III-2-1
planten water geven gieten: jesə (Kerkrade) gieten, besprenkelen III-2-1
plantenstek scheut: sjaos (Kerkrade), stek: ideosyncr.  sjtek (Kerkrade) Afgesneden takje dat men in de grond zet om er een nieuwe plant uit te laten groeien (stek, poot). [N 82 (1981)] || scheut, stek III-4-3
plassen (met water) klossen: klosse (Kerkrade), knutsen: knoetsje (Kerkrade), knōêtsje (Kerkrade), melsen: mélsje (Kerkrade), planzen: plansje (Kerkrade), platsen: platsje (Kerkrade) knoeien met water, in t water plassen [klosse] [N 10 (1961)] III-1-2
plat praten breuzelen: vgl. Kerkrade Wb. (pag. 65): breuzele, bazelen; treuzelen.  breuzele (Kerkrade), grof zijn: jraof zieë (Kerkrade), plat kallen: plat kalle (Kerkrade, ... ), plat muilen: plat moele (Kerkrade), plat moelle (Kerkrade), verhunzen (du.): vgl. Kerkrade Wb. (pag. 261): verhoenze, verbasteren, verprutsen.  verhoenze (Kerkrade) plat praten [N 102 (1998)] III-3-1