e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
puistjes brobbels: bruubelsjer (Kerkrade), brübelsjere (Kerkrade), mitesser (du.): mit èsser (Kerkrade), pukkels: piekel (Kerkrade) puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)] III-1-2
punaise heftzwecke (du.): heftswek (Kerkrade), stecknadeltje (du.): sjtèchneëlsje (Kerkrade) een klein metalen stiftje met grote platte kop voor het vastzetten van tekeningen etc. [tetske, punaise] [N 90 (1982)] III-3-1
pungel kuilpungel: kulpøŋǝl (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Willem-Sophia]), pungel: pøŋǝl (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Maurits]), pø̜ŋǝl (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]) De tas of samengeknoopte handdoek waarin de mijnwerker zijn spullen naar de mijn meeneemt. Volgens een informant van Q 121 vormen een broek, jasje, hemd, sokken, halsdoek en stukje klokzeep, samengebonden in een blauw geruite handdoek, de pungel. De "sneebors" uit K 361 is een speciale broodzak, een tas die alleen voor boterhammen wordt gebruikt. [N 95, 69; monogr.; Vwo 124; Vwo 579] II-5
punt, stip punt: poenkt (Kerkrade), tip: tiep (Kerkrade), tippel: tiep⁄pel (Kerkrade) een zeer klein rond teken, een punt [stip, tikske] [N 91 (1982)] || punt, stip III-4-4
punthamertje tegelhamertje: tējǝlhɛmǝršǝ (Kerkrade) Hamertje waarmee men gaatjes in een tegel kan slaan. De kop van het hamertje heeft daartoe doorgaans een kegelvormig, spits toelopend uiteinde. In Q 98 werd voor het maken van gaatjes in een tegel een 'boortje' ('bø̄rkǝ') gebruikt. [N 32, 42c] II-9
puntkwast opgebonden pinsel: opjǝboŋǝ pinzǝl (Kerkrade) Kwast waarvan de haarbundel met touw om de steel is gebonden. [N 67, 30c] II-9
pupil pupil: poeppil (Kerkrade) Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt. [N 84 (1981)] III-1-1
putemmer putsemmer: pøtsɛmər (Kerkrade) [N 12 (1961)] I-7
putter distelvink: distelvink (Kerkrade), distelvénk (Kerkrade), dis’telvink (Kerkrade), putter: putter (Kerkrade), puttertje: putter(ke) (Kerkrade), vlasvink: Naar BS 252 geinterpreteerd als putter (JK)  vlaas’vink (Kerkrade) distelvink || putter || putter (12 man en pop gelijk; rood gezicht, geel in vleugel, wit in staart; hier alleen op trek; vrij schaars; distelliefhebber; zang is vrolijk, druk gedjiedel; veel in kooi [N 09 (1961)] || vlasvink III-4-1
pyjama nachtspon: naatspoem (Kerkrade) pyjama, tweedelig nachtkostuum [N 25 (1964)] III-1-3