18110 |
puistjes |
brobbels:
bruubelsjer (Q121p Kerkrade),
brübelsjere (Q121p Kerkrade),
mitesser (du.):
mit èsser (Q121p Kerkrade),
pukkels:
piekel (Q121p Kerkrade)
|
puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21479 |
punaise |
heftzwecke (du.):
heftswek (Q121p Kerkrade),
stecknadeltje (du.):
sjtèchneëlsje (Q121p Kerkrade)
|
een klein metalen stiftje met grote platte kop voor het vastzetten van tekeningen etc. [tetske, punaise] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
27555 |
pungel |
kuilpungel:
kulpøŋǝl (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Willem-Sophia]),
pungel:
pøŋǝl (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Maurits]),
pø̜ŋǝl (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
De tas of samengeknoopte handdoek waarin de mijnwerker zijn spullen naar de mijn meeneemt. Volgens een informant van Q 121 vormen een broek, jasje, hemd, sokken, halsdoek en stukje klokzeep, samengebonden in een blauw geruite handdoek, de pungel. De "sneebors" uit K 361 is een speciale broodzak, een tas die alleen voor boterhammen wordt gebruikt. [N 95, 69; monogr.; Vwo 124; Vwo 579]
II-5
|
25014 |
punt, stip |
punt:
poenkt (Q121p Kerkrade),
tip:
tiep (Q121p Kerkrade),
tippel:
tiep⁄pel (Q121p Kerkrade)
|
een zeer klein rond teken, een punt [stip, tikske] [N 91 (1982)] || punt, stip
III-4-4
|
29959 |
punthamertje |
tegelhamertje:
tējǝlhɛmǝršǝ (Q121p Kerkrade)
|
Hamertje waarmee men gaatjes in een tegel kan slaan. De kop van het hamertje heeft daartoe doorgaans een kegelvormig, spits toelopend uiteinde. In Q 98 werd voor het maken van gaatjes in een tegel een 'boortje' ('bø̄rkǝ') gebruikt. [N 32, 42c]
II-9
|
30633 |
puntkwast |
opgebonden pinsel:
opjǝboŋǝ pinzǝl (Q121p Kerkrade)
|
Kwast waarvan de haarbundel met touw om de steel is gebonden. [N 67, 30c]
II-9
|
17594 |
pupil |
pupil:
poeppil (Q121p Kerkrade)
|
Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt. [N 84 (1981)]
III-1-1
|
33635 |
putemmer |
putsemmer:
pøtsɛmər (Q121p Kerkrade)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
24227 |
putter |
distelvink:
distelvink (Q121p Kerkrade),
distelvénk (Q121p Kerkrade),
dis’telvink (Q121p Kerkrade),
putter:
putter (Q121p Kerkrade),
puttertje:
putter(ke) (Q121p Kerkrade),
vlasvink:
Naar BS 252 geinterpreteerd als putter (JK)
vlaas’vink (Q121p Kerkrade)
|
distelvink || putter || putter (12 man en pop gelijk; rood gezicht, geel in vleugel, wit in staart; hier alleen op trek; vrij schaars; distelliefhebber; zang is vrolijk, druk gedjiedel; veel in kooi [N 09 (1961)] || vlasvink
III-4-1
|
18610 |
pyjama |
nachtspon:
naatspoem (Q121p Kerkrade)
|
pyjama, tweedelig nachtkostuum [N 25 (1964)]
III-1-3
|