18961 |
rechtvaardig |
rechtuit:
oes"klankwettig in Kerkerade
reët oes joa (Q121p Kerkrade)
|
handelend naar recht en billijkheid, rechtvaardig [gerecht, gerechtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
27644 |
reddingsploeg |
reddingsbrigade:
rɛdeŋsbrijāt (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Ploeg die tot taak heeft in geval van een mijnramp te trachten eventuele in de mijn in gevaar verkerende mensen te redden, inrichtingen te beschermen enz. [monogr.; N 95 add.; N 95, 949]
II-5
|
25083 |
reeks, rij |
rij:
rei (Q121p Kerkrade)
|
een rij van geregeld naast elkaar geplaatste dingen [resem, reeks] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20961 |
reep |
tafel (du.):
Ing ta¯fel sjokkelaad
ta’fel (Q121p Kerkrade)
|
tablet
III-2-3
|
30692 |
reformladder |
steekladder:
štē̜xlɛjǝr (Q121p Kerkrade)
|
Ladder uit twee delen die gebruikt kan worden als schuifladder en als dubbele ladder. [N 67, 63c]
II-9
|
28312 |
regelaar vervoer |
telefonist:
telefonist (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Maurits]),
tęlǝfones (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
tɛlǝfonis (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
vervoerregelaar:
vervoerregelaar (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De vervoerregelaar regelt in de Nederlandse mijnen het transport en de distributie van de lege wagens voor de verschillende laadstations. In de Belgische mijnen kent men hiervoor de "dispatcher". "De dispatcher verdeelt de ledige mijnwagens over de verschillende afdelingen en pijlers. Hij vormt de rijen wagentjes voor hun vertrek en stelt zich gedurende de ganse werktijd telefonisch op de hoogte van het vervoer" (Vanwonterghem pag. 100). [N 95, 150; N 95, 149b; monogr.; Vwo 233; Vwo 284; Vwo 828; Vwo 830]
II-5
|
25171 |
regen (alg.) |
regen:
reeên (Q121p Kerkrade),
reeën (Q121p Kerkrade),
regen (Q121p Kerkrade),
reën (Q121p Kerkrade)
|
regen || regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25181 |
regenboog |
regenboog:
reeên boag (Q121p Kerkrade),
reënbaog (Q121p Kerkrade)
|
regenboog [weerteken] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25238 |
regenbuitje |
buitje:
⁄n buike (Q121p Kerkrade),
druppel:
⁄n drûppel (Q121p Kerkrade),
schuiltje regen:
schuultje reeên (Q121p Kerkrade),
zouwtje:
zauwke (Q121p Kerkrade)
|
licht regenbuitje [smeer, bui, stoes, getsbui, bies, zauwke] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25183 |
regenen (alg.) |
regenen:
rengen (Q121p Kerkrade),
røͅgənən (Q121p Kerkrade),
Aanvulling onderaan blz. 2 (na vraag 20d): Als de zon schijnt terwijl het regent, zegt men: de duuvel hat kermets.
reeêne (Q121p Kerkrade),
sausen:
sausen (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade)
|
regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)] || regenen [ZND A1 (1940sq)] || regenen [sausen, majemen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|