e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rookvlees rookvlees: roochvleesj (Kerkrade) rookvlees; Hoe noemt U: Een stuk gerookt vlees (krep, rookvlees) [N 80 (1980)] III-2-3
room room: room (Kerkrade), roǝm (Kerkrade), rōm (Kerkrade), D¯r room van de milch sjnütse  room (Kerkrade), Syst. WBD  room (Kerkrade), sahne (du.): za’ne (Kerkrade), Syst. WBD  zaane (Kerkrade), vel: vel (Kerkrade), vɛl (Kerkrade), zane: zānǝ (Kerkrade) De room van de melk (de zaon?) [N 16 (1962)] || Het vette deel van de ongekookte melk dat boven komt drijven, als men de melk rustig laat staan. [N 6, 15a; N 16, 17; L 6, 15; L 14, 22; JG 1a, 1b, 2c; A 7, 15; A 39, 7a; Wi 53; Gwn 10, 1; monogr.] || room [DC 39 (1965)] I-11, III-2-3
roomhorentje crmehorentje: kreem-heur-ge (Kerkrade), horentje: Syst. WBD  heursje (Kerkrade) Roomhoren (kréémhorre, vulhorentje, zweretige vinger?) [N 16 (1962)] III-2-3
roomschotel plateel: platiǝl (Kerkrade) Aarden schotel waarin men de versgemolken melk enige tijd laat staan, totdat de room bovendrijft. Vergelijk ook het lemma ''aarden pot'' in wld II.8, blz. 25-26. [N 12, 60; JG 1c, 2c; add. uit N 5A (I] I-11
roos (rode uitslag) brand: brank (Kerkrade) huiduitslag, Rode ~ met jeuk (roos, bresil, zomerbrand). [N 84 (1981)] III-1-2
roos (rosa) roos: roeës (Kerkrade), ruəzə (Kerkrade), rozen-stock: roeë’zesjtok (Kerkrade) roos || rozen [RND] || rozestruik III-2-1
roosteren roosteren: ruustere (Kerkrade), ruusterə (Kerkrade) roosteren; Hoe noemt U: Op een rooster braden (roosteren, horsen, hersen) [N 80 (1980)] III-2-3
roosterschuif schuif: šȳf (Kerkrade) De schuif waarmee de uitstroomopening van de blusbak kan worden afgesloten. Voor de schuif bevindt zich doorgaans een rooster waarmee ongebluste deeltjes in de kalk kunnen worden opgevangen. Dergelijke harde stukjes werden in Q 121 'mannetjeren' ('m'nšǝrǝ') genoemd. [N 30, 32d; monogr.] II-9
roostertje rooster: ryǝstǝr (Kerkrade), zift: zef (Kerkrade) Afdruiproostertje op het verfbakje dat wordt gebruikt om de verf regelmatig over de verfrol te verdelen. [N 67, 46c] II-9
rosdoek raamdoek: rāmdǫx (Kerkrade) Een onder de kar opgehangen doek waarin onder meer paardenvoer kan worden opgeborgen. [N 17, 84; A 26, 3a; monogr] I-13