19728 |
schrijftafel, bureau |
bureau:
børoͅ (Q121p Kerkrade)
|
schrijftafel
III-2-1
|
21768 |
schrijven |
malen:
met penseel
moale (Q121p Kerkrade),
schrammen:
met krijt
sjröame (Q121p Kerkrade),
schrijven:
sjrieve (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
met pen
sjrieve (Q121p Kerkrade),
tekenen:
met potlood
tseechene (Q121p Kerkrade)
|
Noem het (dialect)woord voor: het "met een stift, pen, potlood, krijt enz. aanbrengen van letters of cijfers op papier of een ander vlak voorwerp"? [schrijven] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
33816 |
schrikachtig |
schuw:
šø̜i̯ (Q121p Kerkrade)
|
Gezegd van schichtige, schuwe paarden, die angst hebben voor plotselinge geluiden en bewegingen. Zij slaan dan eventueel op hol, zodat zij streng aan de lijn gehouden dienen te worden. [JG 1a; N 8, 64j en 64k]
I-9
|
22482 |
schrikkeljaar |
schaltjahr (du.):
sjaltjoar (Q121p Kerkrade)
|
Schrikkeljaar.
III-3-2
|
18871 |
schrikken |
schrikken:
sjrek’ke (Q121p Kerkrade),
verschrikken:
versjrekke (Q121p Kerkrade),
zich verschrikken:
versjrek’ke, ziech (Q121p Kerkrade)
|
door een plotseling angstgevoel bevangen worden en daardoor een onwillekeurige beweging maken [schrikken, verschieteen, ijzen] [N 85 (1981)] || schrikken
III-1-4
|
19661 |
schrobben |
schrobben:
sjroebe (Q121p Kerkrade),
šrubə (Q121p Kerkrade)
|
schrobben [DC 15 (1947)] || schrobben, dweilen
III-2-1
|
19536 |
schrobbezem |
schrobber:
sjrüber (Q121p Kerkrade),
šrybər (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
schrobborstel:
šrup˂bøštəl (Q121p Kerkrade)
|
bezem om de vloeren mee te schrobben (boender, schrobbessem, wasser, luiwagen) [N 20 (zj)] || luiwagen || schrobber || schrobborstel
III-2-1
|
31753 |
schrobzaag, sleutelgatzaag |
schrobzeeg:
šrup˲zē̜ǝx (Q121p Kerkrade)
|
Handzaag met een smal, spits toelopend blad, die wordt gebruikt om midden in hout en langs gebogen lijnen te zagen. Soms wordt er voor het zagen van sleutelgaten een andere zaag van een vergelijkbaar type gebruikt, kleiner en met een ander handvat. Die wordt ook wel met de term ɛsleutelgatzaagɛ aangeduid. Zie ook afb. 13.' [N 53, 4-5; N G, 23c; monogr.; N 33, 330]
II-12
|
27356 |
schroefdraad |
gewinde:
jǝwen (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
jǝweŋ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
, ... [Domaniale]
Q121p Kerkrade),
schroefdraad:
šrufdroǝt (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Julia])
|
[N 95, 749]De spiraalvormige verhevenheid of uitsnijding aan een moer of in een bout, het resultaat van het draadsnijden en draadtappen. [N 33, 304 add.; monogr.]
II-11, II-5
|
28162 |
schroevedraaier |
schroeve(n)draaier:
šruvǝdriǝnǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Julia]),
šrūvǝdrīǝnǝr (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
schroeve(n)zieher:
šruvǝtsijǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
šruvǝtsiǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
[N 95, 748]
II-5
|