31957 |
schroevendraaier |
schroevendraaier:
šruvǝdriǝnǝr (Q121p Kerkrade)
|
Werktuig om schroeven vast en los te draaien. Zie ook afb. 90. [N 53, 134; monogr.]
II-12
|
20489 |
schrokken |
invaren:
Jong, wat kan deë i¯vare
i’vare (Q121p Kerkrade),
schransen:
sjranzə (Q121p Kerkrade),
vorderen:
veurdere (Q121p Kerkrade)
|
gulzig; Hoe noemt U: Snel en onmatig in het verorberen van voedsel of drank; schrokachtig (gulzig, gruizig, vratig, slokachtig) [N 80 (1980)] || schrokken || schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
31260 |
schroodbeitel |
schroder:
šryǝdǝr (Q121p Kerkrade)
|
Brede, zeer korte beitel die met zijn staart in het gat van het aambeeld geplaatst wordt. Op de schroodbeitel kunnen gloeiende staven ijzer doorgehakt worden. Zie ook afb. 20. [N 33, 44]
II-11
|
24374 |
schub |
schub:
ideosyncr.
sjubbe (Q121p Kerkrade)
|
Hoe noemt u elk van de dunne plaatjes waarmee de huid van een vis geheel of gedeeltelijk is bedekt (schub, schubbe, schelp, schulp) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18844 |
schuchter |
bleu:
blüe (Q121p Kerkrade)
|
bang om de aandacht te trekken of zich te vertonen [blode, bedeesd, beschaamd, schuchter] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33586 |
schudden van vruchten |
schokkelen:
ideosyncr.
sjokkele (Q121p Kerkrade)
|
Appels van de boom schudden (muiken). [N 82 (1981)]
I-7
|
28342 |
schudgoot |
schudgoot:
schudgoot (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Maurits]),
schütteles:
šytǝlǝs (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Toestel bestaande uit een aantal metalen, gootvormige platen, een motor en andere onderdelen. Dankzij de schuddende beweging van het apparaat kunnen in een licht dalende mijngang kolen en stenen verplaatst worden. [N 95, 612; N 95, 614; monogr.; Vwo 77; Vwo 83; Vwo 693]
II-5
|
28356 |
schudgootbaas |
schüttelbaas:
šytǝlbās (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
šøtǝlbās (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Julia]),
schüttelbout:
šytǝlbōts (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
schüttelmeester:
šytǝlmēstǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
De man die verantwoordelijk is voor de bediening en het onderhoud van de schudgoot. "De schudgootmeester moet voornamelijk waken op de aansluiting van de verschillende gootelementen van een installatie die behoorlijk aaneengeschroefd moeten zijn. Daarvoor gebruikt hij een schroefsleutel waaraan hij zijn naam van "bakkensleutel" of "bakkenbouter" te danken heeft" (Defoin pag. 193). De schudgootbaas had in de Nederlandse mijnen dezelfde functie als de voorman. Het woordtype "posthouwer" (Q 35, Q 112a) duidt daar dan ook op. Zie ook de lemmata Voorman, Ploegbaas en Toewijzen. [N 95, 158; monogr.; Vwo 78; Vwo 79; Vwo 82; Vwo 237]
II-5
|
28346 |
schudgootmotor |
schudgootmotor:
schudgootmotor (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Maurits]),
schüttelmotor:
šytǝlmotǫr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
šytǝlmōtǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
zwillingsmotor:
zwiliŋsmōtǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
De vaak door perslucht aangedreven motor die de schudgoten in beweging brengt. Volgens de invuller uit Q 202 was de "rutschenmotor" voor de opwaartse beweging van de schudgoot verantwoordelijk en de "tegencilinder" voor de neerwaartse. De "Flottmannmotor" of "hubmotor" werd volgens de respondent uit Q 113 evenwijdig ten opzichte van de schudgoot geplaatst, de "Eickhoffmotor" daarentegen haaks op de goot. [N 95, 613; monogr.; N 95, 618; N 95, 619]
II-5
|
28344 |
schudgootsleutel |
platensleutel:
plātǝšløsǝl (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
rutschensleutel:
rutšǝšløsǝl (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Julia])
|
Sleutel die wordt gebruikt bij het vastdraaien van de bouten van de schudgoot. [monogr.; N 95, 760 add.; N 95, 741; Vwo 82]
II-5
|