e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schuurlinnen amarilschuurlijnen: amarelšūǝrliŋǝ (Kerkrade), polierschuurlijnen: polēršūǝrliŋǝ (Kerkrade) Strook linnen waarop korrels schurend materiaal geplakt zijn. Vaak is dit amaril, fijngemalen aluminiumoxide, of carborundum, een zeer harde soort aluminiumoxide. Schuurlinnen wordt vooral gebruikt bij het schuren en polijsten van metalen. [N 33, 234-235; N 64, 56b] II-11
schuurmiddel zand: zaŋk (Kerkrade) schuurmiddel om metaal glanzend te maken - zand [DC 15 (1947)] III-2-1
schuurpapier glaspapier: jlāspapīr (Kerkrade), schuurpapier: šūrpapīr (Kerkrade, ... ), šūǝrpapīr (Kerkrade), smergel: šmerjǝl (Kerkrade) Stevig papier waarop korrels schurend materiaal zijn aangebracht. Het schuurmateriaal van schuurpapier wordt normaal onderverdeeld in grove, middel en fijne korrel. Daartussen bestaan nog diverse gradaties, die worden uitgedrukt in nummers die ongeveer overeenkomen met het aantal korrels per vierkante centimeter. Zie ook de lemmata "schuurpapier" en "waterproof-schuurpapier" in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in Wld II. 9, pag. 205. [N 33, 233; N 33, 234; N 64, 56a; N 64, 56c; monogr.] || Stug papier dat aan één zijde met glaspoeder of amaril beplakt is en gebruikt wordt voor het gladschuren van hout. Men onderscheidt bij schuurpapier verschillende korreldiktes. [N 67, 60a; L 42, 44; monogr.] II-11, II-9
schuurpoort poort: [poort] (Kerkrade) De grote dubbele deur die toegang geeft tot de schuur en de mogelijkheid biedt met de oogstwagens tot op de dorsvloer te rijden. Meervoudige opgaven benoemen de beide poortvleugels. Voor de behandeling van de namen van de poortvleugels en van het sluitwerk van de poort zie de paragraaf over de grote toegangspoort van de boerderij, par. 4.1. Zie ook het lemma "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en, voor de benaming dendeurtje, ook het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.12). Vergelijk ook de betekeniskaart van poort "schuurpoort" en "hek" in de aflevering over de landerijen (I.8). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 12 bij het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 51a; N 4, 37; JG 1a en 1b; A 10, 7b; Gwn 4, 10; monogr.] I-6
schuursteen bimssteen: bimsštē (Kerkrade) Brok zandsteen of puimsteen voor schuurwerk. Puimsteen is een vulkanisch gesteente met een sponsachtig uiterlijk. Zie ook het lemma "puimsteen" in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in Wld II.9, pag. 205. [N 33, 260; N 33, 380; N 64, 57a; monogr.] II-11
schuurtje schop: šoͅp (Kerkrade) schuurtje III-2-1
schuurverf grondverf: jroŋk˲vɛrǝf (Kerkrade) Verf waarin met puimsteen geschuurd wordt. Als schuurverf wordt vaak grondverf gebruikt. Door het schuren in de natte verf hecht de verflaag beter aan de onderliggende plamuurlaag. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 18c] II-9
schuurwerk viltwerk: veltswęrǝk (Kerkrade) Manier van pleisteren waarbij op de eerste pleisterlaag slechts één afwerklaag wordt aangebracht, de zogenaamde schuurlaag. Deze laag wordt, nadat hij onder de rij is vlakgestreken, met een raapbord en een weinig water nageschuurd. [N 32, 37b; monogr.] II-9
schuurzand schuurzand: šūrzaŋk (Kerkrade) schuurzand III-2-1
schuw schuw: ideosyncr.  sjui (Kerkrade) Hoe noemt u vreesachtig, schrikachtig, gezegd van dieren (schuw, schouw) [N 83 (1981)] III-4-2