31549 |
schuurlinnen |
amarilschuurlijnen:
amarelšūǝrliŋǝ (Q121p Kerkrade),
polierschuurlijnen:
polēršūǝrliŋǝ (Q121p Kerkrade)
|
Strook linnen waarop korrels schurend materiaal geplakt zijn. Vaak is dit amaril, fijngemalen aluminiumoxide, of carborundum, een zeer harde soort aluminiumoxide. Schuurlinnen wordt vooral gebruikt bij het schuren en polijsten van metalen. [N 33, 234-235; N 64, 56b]
II-11
|
19869 |
schuurmiddel |
zand:
zaŋk (Q121p Kerkrade)
|
schuurmiddel om metaal glanzend te maken - zand [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
30685 |
schuurpapier |
glaspapier:
jlāspapīr (Q121p Kerkrade),
schuurpapier:
šūrpapīr (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
šūǝrpapīr (Q121p Kerkrade),
smergel:
šmerjǝl (Q121p Kerkrade)
|
Stevig papier waarop korrels schurend materiaal zijn aangebracht. Het schuurmateriaal van schuurpapier wordt normaal onderverdeeld in grove, middel en fijne korrel. Daartussen bestaan nog diverse gradaties, die worden uitgedrukt in nummers die ongeveer overeenkomen met het aantal korrels per vierkante centimeter. Zie ook de lemmata "schuurpapier" en "waterproof-schuurpapier" in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in Wld II. 9, pag. 205. [N 33, 233; N 33, 234; N 64, 56a; N 64, 56c; monogr.] || Stug papier dat aan één zijde met glaspoeder of amaril beplakt is en gebruikt wordt voor het gladschuren van hout. Men onderscheidt bij schuurpapier verschillende korreldiktes. [N 67, 60a; L 42, 44; monogr.]
II-11, II-9
|
33416 |
schuurpoort |
poort:
[poort] (Q121p Kerkrade)
|
De grote dubbele deur die toegang geeft tot de schuur en de mogelijkheid biedt met de oogstwagens tot op de dorsvloer te rijden. Meervoudige opgaven benoemen de beide poortvleugels. Voor de behandeling van de namen van de poortvleugels en van het sluitwerk van de poort zie de paragraaf over de grote toegangspoort van de boerderij, par. 4.1. Zie ook het lemma "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en, voor de benaming dendeurtje, ook het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.12). Vergelijk ook de betekeniskaart van poort "schuurpoort" en "hek" in de aflevering over de landerijen (I.8). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 12 bij het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 51a; N 4, 37; JG 1a en 1b; A 10, 7b; Gwn 4, 10; monogr.]
I-6
|
31550 |
schuursteen |
bimssteen:
bimsštē (Q121p Kerkrade)
|
Brok zandsteen of puimsteen voor schuurwerk. Puimsteen is een vulkanisch gesteente met een sponsachtig uiterlijk. Zie ook het lemma "puimsteen" in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in Wld II.9, pag. 205. [N 33, 260; N 33, 380; N 64, 57a; monogr.]
II-11
|
19369 |
schuurtje |
schop:
šoͅp (Q121p Kerkrade)
|
schuurtje
III-2-1
|
30598 |
schuurverf |
grondverf:
jroŋk˲vɛrǝf (Q121p Kerkrade)
|
Verf waarin met puimsteen geschuurd wordt. Als schuurverf wordt vaak grondverf gebruikt. Door het schuren in de natte verf hecht de verflaag beter aan de onderliggende plamuurlaag. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 18c]
II-9
|
30559 |
schuurwerk |
viltwerk:
veltswęrǝk (Q121p Kerkrade)
|
Manier van pleisteren waarbij op de eerste pleisterlaag slechts één afwerklaag wordt aangebracht, de zogenaamde schuurlaag. Deze laag wordt, nadat hij onder de rij is vlakgestreken, met een raapbord en een weinig water nageschuurd. [N 32, 37b; monogr.]
II-9
|
19706 |
schuurzand |
schuurzand:
šūrzaŋk (Q121p Kerkrade)
|
schuurzand
III-2-1
|
19063 |
schuw |
schuw:
ideosyncr.
sjui (Q121p Kerkrade)
|
Hoe noemt u vreesachtig, schrikachtig, gezegd van dieren (schuw, schouw) [N 83 (1981)]
III-4-2
|