28228 |
slaghoedje van veiligheidslamp |
knalhoedje:
knalhøtšǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Naast vuursteentjes gebruikte men vroeger ook slaghoedjes voor het aansteken van de veiligheidslamp. [monogr.]
II-5
|
20987 |
slagroom |
sahne (d.):
za’ne (Q121p Kerkrade)
|
slagroom
III-2-3
|
31561 |
slagstempel |
slagcijfer:
šlāxtsifǝr (Q121p Kerkrade
[(mv -tsifǝrǝ)]
),
slagletter:
šlāxlętǝr (Q121p Kerkrade
[(mv -lętǝrǝ)]
)
|
Stalen staafje van ongeveer 10 cm lengte met aan de onderzijde een cijfer of letter. De slagstempel wordt gebruikt om opschriften of cijfers in metalen voorwerpen te slaan. [N 33, 268a-b]
II-11
|
24375 |
slak |
slak:
sjlek (Q121p Kerkrade),
šleͅk (Q121p Kerkrade)
|
slak [DC 17 (1949)] || slak, alg. [ZND A1 (1940sq)]
III-4-2
|
24377 |
slakkenhuis |
slakkenhuisje:
sjlekkehuusje (Q121p Kerkrade)
|
slakkenhuis [DC 17 (1949)]
III-4-2
|
24378 |
slang |
slang:
sjlang (Q121p Kerkrade),
ideosyncr.
sjlang (Q121p Kerkrade)
|
Hoe noemt u het dier met een langgerekt, rolrond, door schubben bedekt lichaam zonder ledematen; het beweegt zich voort door zijn lichaam te krommen (slang, serpent) [N 83 (1981)] || slang
III-4-2
|
20761 |
slangetje |
nonnenvots:
Syst. WBD
nònne-vōts (Q121p Kerkrade),
s-platsje:
es-plätsgere (Q121p Kerkrade),
strik:
Syst. WBD
sjtrik (Q121p Kerkrade)
|
Slag- of s-vormige gebakjes (slengskes, esse?) [N 16 (1962)] || Slang- of s-vormige gebakjes (slengskes, esse?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
30084 |
slangwaterpas |
sluikwaag:
šlūxwǫax (Q121p Kerkrade)
|
Instrument om te onderzoeken of iets horizontaal ligt of overal even hoog is, bestaande uit twee glazen buisjes die onderling verbonden zijn met een slang. De waterpas is gevuld met een vloeistof en werkt volgens het principe van de communicerende vaten. [monogr.; N 30, 12a add.]
II-9
|
17553 |
slank |
slank:
sjlank (Q121p Kerkrade)
|
Slank, tenger: rank, smal gebouwd (slank, raal, reel, rank, riede). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17835 |
slaperig |
moe:
mui (Q121p Kerkrade)
|
Slaperig: geneigd zijn tot slapen (slaperig, dommelig, dwaas, vaakluis). [N 84 (1981)]
III-1-2
|