e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slappe koffie dunne caf: dunne kaffieë (Kerkrade), moekkefoek: moek’kefoek (Kerkrade), muggenpis: Syst. WBD  mugge-pis (Kerkrade), puts: Pùts: -ù-: kort  pùts (Kerkrade), slabberons: sjlabberóns’ (Kerkrade), slabberonsius: sjlabrón’tsiejoes (Kerkrade) slappe koffie || Slappe koffie (lierie, loerie, zwadder, zwoelie, poelie, poelespaat, poelieprats, laarie, paalie, pèùjt, merriezèèjk?) [N 16 (1962)] || slechte koffie III-2-3
slappe vilten hoed snithoed: sjnithot (Kerkrade) hoed, slappe, vilten ~ met deuk [lösjhood, scheurhood] [N 25 (1964)] III-1-3
slecht besleten kwast afgesleten pinsel: āfjǝšlē̜sǝ pinzǝl (Kerkrade) Zie de toelichting bij het lemma 'Goed besleten kwast'. [N 67, 31b] II-9
slecht dak slechte berg: šlēǝtǝ bɛrx (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Domaniale]) Een slecht dak laat bij het afkloppen een dof geluid horen. Het heeft loszittend gesteente. [N 95, 891; monogr.] II-5
slecht dragend ijs eennachts ijs: ing naats ies (Kerkrade) slecht dragend ijs [papieren zolder] [N 81 (1980)] III-4-4
slecht gekleed persoon lommelenkramer: loemmelekriemer (Kerkrade) in lompen gekleed [haveloos, schabullig, schamel] [N 86 (1981)] III-1-3
slecht gesneden hengst klophengst: klǫpheŋs (Kerkrade), klopper: klø̜pǝr (Kerkrade) Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.] I-9
slecht lopende wagen krak: krak (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), slecht lopende wagen: slecht lopende wagen (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Julia]) [N 95, 675] II-5
slecht mens, slechte kerel schoft: sjoef (Kerkrade) iemand met een slecht karakter [schoef, schobbert, ontmens, galgenaas, slechterik, schoefel] [N 85 (1981)] III-1-4
slecht schilderen knotsen: knūǝdžǝ (Kerkrade), schoesteren: šustǝrǝ (Kerkrade) Zie ook het lemma 'Kladschilder'. [N 67, 65] II-9