20647 |
slappe koffie |
dunne caf:
dunne kaffieë (Q121p Kerkrade),
moekkefoek:
moek’kefoek (Q121p Kerkrade),
muggenpis:
Syst. WBD
mugge-pis (Q121p Kerkrade),
puts:
Pùts: -ù-: kort
pùts (Q121p Kerkrade),
slabberons:
sjlabberóns’ (Q121p Kerkrade),
slabberonsius:
sjlabrón’tsiejoes (Q121p Kerkrade)
|
slappe koffie || Slappe koffie (lierie, loerie, zwadder, zwoelie, poelie, poelespaat, poelieprats, laarie, paalie, pèùjt, merriezèèjk?) [N 16 (1962)] || slechte koffie
III-2-3
|
18411 |
slappe vilten hoed |
snithoed:
sjnithot (Q121p Kerkrade)
|
hoed, slappe, vilten ~ met deuk [lösjhood, scheurhood] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
30630 |
slecht besleten kwast |
afgesleten pinsel:
āfjǝšlē̜sǝ pinzǝl (Q121p Kerkrade)
|
Zie de toelichting bij het lemma 'Goed besleten kwast'. [N 67, 31b]
II-9
|
28126 |
slecht dak |
slechte berg:
šlēǝtǝ bɛrx (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Domaniale])
|
Een slecht dak laat bij het afkloppen een dof geluid horen. Het heeft loszittend gesteente. [N 95, 891; monogr.]
II-5
|
25216 |
slecht dragend ijs |
eennachts ijs:
ing naats ies (Q121p Kerkrade)
|
slecht dragend ijs [papieren zolder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18246 |
slecht gekleed persoon |
lommelenkramer:
loemmelekriemer (Q121p Kerkrade)
|
in lompen gekleed [haveloos, schabullig, schamel] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
33751 |
slecht gesneden hengst |
klophengst:
klǫpheŋs (Q121p Kerkrade),
klopper:
klø̜pǝr (Q121p Kerkrade)
|
Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.]
I-9
|
28294 |
slecht lopende wagen |
krak:
krak (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
slecht lopende wagen:
slecht lopende wagen (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Julia])
|
[N 95, 675]
II-5
|
18946 |
slecht mens, slechte kerel |
schoft:
sjoef (Q121p Kerkrade)
|
iemand met een slecht karakter [schoef, schobbert, ontmens, galgenaas, slechterik, schoefel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
30704 |
slecht schilderen |
knotsen:
knūǝdžǝ (Q121p Kerkrade),
schoesteren:
šustǝrǝ (Q121p Kerkrade)
|
Zie ook het lemma 'Kladschilder'. [N 67, 65]
II-9
|