22346 |
sneeuwbal |
sneeuwbal:
sjneibal (Q121p Kerkrade),
sneeuwklots:
sjneiklots (Q121p Kerkrade),
sjnei⁄klots (Q121p Kerkrade)
|
Een bal van samengepakte sneeuw [sneeuwbal, jupke]. [N 88 (1982)] || sneeuwbal || Sneeuwbal.
III-3-2, III-4-4
|
25192 |
sneeuwbui |
schuil sneeuw:
sjoel schnei (Q121p Kerkrade),
sneeuwschuil:
sneisjoel (Q121p Kerkrade)
|
sneeuwbui, sneeuwvlaag [sneeuwvlei] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25137 |
sneeuwen |
sneeuwen:
sjneijə (Q121p Kerkrade),
sjnije (Q121p Kerkrade),
ps. onder de sch staat nog een boogje; deze combinatieletter is niet te maken.
schneie (Q121p Kerkrade),
sniefelen:
fijn sneeuwen
sjnief⁄fele (Q121p Kerkrade)
|
fijn sneeuwen || sneeuwen [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
20115 |
sneeuwklokje |
sneeuwklokje:
sjnei’klöks-je (Q121p Kerkrade),
idiosyncr.
sjneiklöks-je (Q121p Kerkrade)
|
sneeuwklokje || Sneeuwklokje (galanthus nivalis). Bolplantje. De bloem staat alleen op een stengel die boven de beide bladeren uitsteekt. De buitenste bloemdekblaadjes zijn eivormig; de binnenste hartvormig met een diepe bocht, aan de buitenzijde met een halve maanvormig [N 92 (1982)]
III-4-3
|
25191 |
sneeuwx |
sneeuw:
schnei (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
sjnei (Q121p Kerkrade),
sjnij (Q121p Kerkrade),
sjnééj (Q121p Kerkrade),
ps. omgespeld volgens Frings!
sjnei (Q121p Kerkrade),
ps. onder de sch staat nog een boogje; deze combinatieletter is niet te maken.
schnei (Q121p Kerkrade)
|
sneeuw [DC 03 (1934)], [RND] || sneeuw [schimmel] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25086 |
snel, vlug |
gauw:
jauw (Q121p Kerkrade),
nijds:
nietsj (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
vlot:
flot (Q121p Kerkrade),
flót (Q121p Kerkrade),
zier:
geen aanknoping gevonden
zier (Q121p Kerkrade)
|
snel, vlug || snel, vlug [greppig, vinkig, vinnig] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
29995 |
snelbindende cement |
raschbinder:
raš˱bindǝr (Q121p Kerkrade),
schnellbinder:
šnɛlbindǝr (Q121p Kerkrade)
|
Cementsoort waarbij het binden, het proces van opstijving, een half uur na het aanmaken met water plaats heeft. Volgens de invuller uit Q 121 ontstaat snelbindende cement wanneer aan cement kalk en gips worden toegevoegd. Het gips bindt snel en werkt als een verharder. Snelhardende cement wordt gebruikt om gaten in muren bij te werken. [N 30, 35b; monogr.]
II-9
|
21372 |
sneuvelen |
vallen:
jevalle (Q121p Kerkrade)
|
in de oorlog omkomen [sneven, sneuvelen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
31364 |
snijblok, snijkussen |
backens:
bakǝns (Q121p Kerkrade)
|
De verwisselbare, ronde, stalen schijf met (soms verstelbare) snijdende delen die in de snijplaathouder wordt bevestigd. Een deel van de woordtypen in dit lemma zoals (snij)kussens, draadkussens en kammen kan ook betrekking hebben op de eigenlijke snijdende delen van de diverse soorten snijijzers. Zie ook afb. 93. [N 33, 295; N 33, 297; N 64, 66b]
II-11
|
31366 |
snijbok |
pionier:
pijonīr (Q121p Kerkrade)
|
Opklapbaar statief waarop een pijpklem of bankschroef bevestigd kan worden waarin men het werkstuk kan vastklemmen om dat bijvoorbeeld van schroefdraad te kunnen voorzien. Het statief bestaat doorgaans uit drie poten, een schapje voor gereedschap en een vloergedeelte waarop men staat. Zie ook afb. 94. [N 64, 66a; N 33, 298]
II-11
|