| 19653 |
blauwsel |
blèue (d.):
bløͅi̯ (Q121p Kerkrade)
|
blauwsel
III-2-1
|
| 17691 |
blazen |
blazen:
ideosyncr.
bloaze (Q121p Kerkrade)
|
Hoe noemt u het geluid dat katten voortbrengen als zij kwaad zijn (blazen, spuwen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
| 28056 |
blazer |
blazer:
bloǝzǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Eisden]),
blø̜̄zǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Willem-Sophia]),
blø̜̄ǝzǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Emma]),
blǫǝzǝr (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Domaniale])
|
Een uitstroming van gas uit een nauwe spleet van de koollaag of het nevengesteente. Volgens de invuller uit Q 121c kwam het verschijnsel met name voor in gasrijke mijnen zoals de Maurits, de Emma of de Hendrik. In het Kempens Bekken kent men volgens de zegsman uit L 417 geen blazers. Wel komen er ooit plotselinge uitbarstingen voor. [N 95A, 16; monogr.]
II-5
|
| 17986 |
bleek |
bleek:
bleech (Q121p Kerkrade)
|
Flets: ongezond bleek of vaal van gelaatskleur (flets, geeps, kwips, pips). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 29824 |
bleke steen |
bleke steen:
blēxǝ štē (Q121p Kerkrade)
|
Metselsteen die onvoldoende doorbakken is. [N 98, 165; S 37; monogr.; N 30 add.]
II-8
|
| 19344 |
blij |
gelukkig:
jeluklieg (Q121p Kerkrade),
vro:
vroeë (Q121p Kerkrade)
|
blij || een gevoel van blijdschap in het algemeen [plezier, lol, vreugd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 24978 |
blijven hangen, blijven plakken |
plakken blijven:
plekke blieve (Q121p Kerkrade)
|
ergens steeds maar blijven, niet weg willen gaan [kleven, pekken, hukken, persten, plersten, pleisteren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 24969 |
blijven wachten |
blijven:
blieve (Q121p Kerkrade),
blie⁄ve (Q121p Kerkrade),
wachten:
wade (Q121p Kerkrade)
|
blijven || ergens blijven tot iets of iemand komt [tukken, wachten] [N 91 (1982)] || niet verder gaan, blijven [letten, banken, banketeren, wijlen, blijven] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 27659 |
blijvend invalide |
invalide:
e.nfalit (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Domaniale]),
e.nvalit (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Julia])
|
[N 95, 968]
II-5
|
| 19696 |
blik |
blik:
blē̜x (Q121p Kerkrade)
|
Vertind dun plaatstaal, bladmetaal. [monogr.]
II-11
|