25384 |
bloed roeren |
(het) bloed kloppen:
blotklopǝ (Q121p Kerkrade),
(het) bloed slaan:
blot šlǭ (Q121p Kerkrade),
bloed roeren:
blōt rø̄rǝ (Q121p Kerkrade)
|
Als het dier gestoken is, vangt men soms het bloed op om dit later in de bloedworst te verwerken. Om te voorkomen dat het bloed stolt, roert men er met de hand wat stro, een houtje of iets dergelijks doorheen. [N 28, 17; monogr.]
II-1
|
18057 |
bloeden |
bloeden:
blodən (Q121p Kerkrade)
|
bloeden [ZND A2 (1940sq)]
III-1-2
|
22057 |
bloedluis |
boomluis:
eigen spellingsysteem
boomloes (Q121p Kerkrade)
|
bloedluis, luis die kankergezwellen veroorzaakt aan appelbomen [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18138 |
bloeduitstorting |
vieze brats:
vies praatsch (Q121p Kerkrade)
|
Hoe noemt u de geelachtig blauwe plekken op de huid, die een gevolg zijn van slaan, stoten of vallen? [DC 52 (1977)]
III-1-2
|
20693 |
bloedworst |
bloedpoetes:
blód’poetes (Q121p Kerkrade),
poettes:
poettes (Q121p Kerkrade),
pōētēs (Q121p Kerkrade),
puttes (Q121p Kerkrade),
putəs (Q121p Kerkrade),
pôêtēs (Q121p Kerkrade),
Syst. WBD
pōētes (Q121p Kerkrade),
Verklw. püttes-je Noa ¯t sjlachte óp d¯r poet¯tes joa
poet’tes (Q121p Kerkrade),
zwarte frens:
Syst. WBD
sjwatse frens (Q121p Kerkrade)
|
bloedworst [N 06 (1960)] || Bloedworst (bulling?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24305 |
bloedzuiger |
bloedzuiger:
blód’zujer (Q121p Kerkrade),
eigen spellingsysteem
blodzuujer (Q121p Kerkrade)
|
bloedzuiger || bloedzuiger [lok, echel, deegel, bloodiegel, -zuuker] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24470 |
bloei |
bloei:
blui (Q121p Kerkrade),
fleur:
fluur (Q121p Kerkrade)
|
bloei
III-4-3
|
24523 |
bloeien |
bloeien:
blui’e (Q121p Kerkrade),
bløi̯ǝ (Q121p Kerkrade),
blø̜̄i̯ǝ (Q121p Kerkrade)
|
bloeien || De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.]
I-4, III-4-3
|
20718 |
bloem |
bloem:
blom (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
meel:
Syst. WBD
mael (Q121p Kerkrade)
|
Bloem bestaat uit het inwendige van de korrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. In verband met het onderscheid tussen ''meel'' en ''bloem'' (zie de toelichting bij het lemma ''gemalen en gezuiverd graan'') zijn de opgaven die op het begrip "meel" duiden zoals roggemeel, tarwe, tarwemeel uit dit lemma overgebracht naar het lemma ''gemalen en gezuiverd graan''. Ten aanzien van het woordtype "patent" zij opgemerkt dat de patentbloem komt uit het hart van de meelkern wiens kleur mooi wit is (Schoep blz. 12). De graad van fijnheid wordt aangegeven door "0" (zero). Hoe meer zero''s, hoe fijner de bloem. [N 29, 15c; N 29, 14b; N 29, 14a; N 16, 80; N 29, 16] || Bloem van het meel (bloem, dons, blom, blons?) [N 16 (1962)]
II-1, III-2-3
|
24471 |
bloem (alg.) |
bloem:
blom (Q121p Kerkrade),
blomme mv (Q121p Kerkrade),
blóm (Q121p Kerkrade),
bl‧om (Q121p Kerkrade),
bl‧oͅm (Q121p Kerkrade),
bloemetje:
blumche dim (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade)
|
bloem
III-4-3
|