34301 |
varken met hangende oren |
hollands landvarken:
hǫlǝntš lantvɛrkǝ (Q121p Kerkrade)
|
Varken van het ras dat hangende oren heeft. [N 76, 1a]
I-12
|
34302 |
varken met staande oren |
groot yorkshire varken:
jruǝs jǫrkšǝr vɛrkǝ (Q121p Kerkrade)
|
Varken van het ras dat staande oren heeft. [N 76, 1b]
I-12
|
34316 |
varken van acht tot twaalf weken |
loper:
loper (Q121p Kerkrade),
scheuteling:
šyǝtǝleŋ (Q121p Kerkrade)
|
De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
34317 |
varken van drie tot vijf maanden |
mestvarken:
mɛsvɛrkǝ (Q121p Kerkrade)
|
Een halfvet varken van 50 tot 80 kg. Volgens het WNT (III, 1 p. 1460) is een broeiling een "speenvarken", eigenlijk een "varken geschikt om te broeien". Het gaat hier dus om een varken dat zo goed als slachtklaar is. [N 76, 3d; JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 19, 8; L 37, 49f; N 19, 4a; A 4, 4b; monogr.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
34362 |
varkens fokken |
tuchten:
tsyxtǝ (Q121p Kerkrade)
|
Zich toeleggen op de teelt van varkens. [N 76, 37b; monogr.]
I-12
|
34359 |
varkens houden |
varken trekken:
vɛrkǝ trɛkǝ (Q121p Kerkrade)
|
Het houden van varkens, in het algemeen gezegd. [N 76, 37a]
I-12
|
34363 |
varkens mesten |
vetmesten:
vɛtmɛstǝ (Q121p Kerkrade)
|
Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
34322 |
varkensblaas |
varkensblaas:
vɛrkǝnsbloǝs (Q121p Kerkrade)
|
In dit lemma zijn alleen monografische gegevens verwerkt. Zie ook het lemma ''blaas van een geslacht varken'' in wld II.1 (huisslachter, bakker), blz. 41. [huisslachter, bakker]
I-12
|
25360 |
varkensfeest houden |
op het varken zuipen:
op ɛt verkǝ zufǝ (Q121p Kerkrade)
|
Het houden van een feest bij gelegenheid van het slachten van een varken. In dit lemma zijn ook woordtypen opgenomen die aanduiden dat er een borrel werd gedronken. [N 28, 4]
II-1
|
34319 |
varkenshaar |
haren (mv.):
hǭrǝ (Q121p Kerkrade)
|
De haargroei op het varkenslijf. [N 28, 31; monogr.]
I-12
|