21796 |
verdenken / verdenking? |
onderen:
vgl. Kerkrade Wb. (pag. 192): óngere, vermoeden.
ondere (Q121p Kerkrade)
|
het vermoeden dat iemand iets verkeerds gedaan heeft [verdenking, persons, perzonsie] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21889 |
verdienen |
verdienen:
verdene (Q121p Kerkrade)
|
geld verdienen [bladen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
19377 |
verdieping |
gesetz:
jǝzɛts (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Eisden]),
stock (d.):
štoͅk (Q121p Kerkrade),
verdieping:
verdieping (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Julia]),
zool:
zoǝl (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Julia])
|
Indien men met de schacht(en) tot een bepaalde diepte in het carboongesteente is doorgedrongen, wordt vanuit de schacht een aantal nagenoeg horizontale gangen gedreven. Door deze gangen worden de koollagen in het mijnveld ontsloten. Het uiteindelijke netwerk van deze gangen vormt de verdieping. Een invuller uit Q 121 maakt voor de Domaniale mijn een onderscheid tussen een verdieping bij een hoofdschacht en een verdieping bij een tussenschacht. De eerstgenoemde verdieping noemt hij een "zool" terwijl de verdieping van een tussenschacht volgens hem als een "gesetz" wordt betiteld. De zegsman uit L 286 merkt voor de mijn in Eisden op dat men daar de verdiepingen voorziet van een nummer, bijvoorbeeld "zeshonderd". [N 95, 381; N 95, 174; monogr.] || verdieping
II-5, III-2-1
|
30173 |
verdiept werk |
terugliggend werk:
tsǝrøkleqǝnt węrǝk (Q121p Kerkrade),
verdiept:
vǝrdēpt (Q121p Kerkrade)
|
Ten opzichte van de metselstenen dieper liggend voegwerk. [N 32, 34b; monogr; N 32, 29d.]
II-9
|
24634 |
verdord |
kapot:
ideosyncr.
kapot (Q121p Kerkrade)
|
Uitgedroogd, dood, gezegd van planten en plantendelen (dor, verpieterd). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
25362 |
verdoven |
beteuben:
bǝtø̄bǝn (Q121p Kerkrade),
schieten:
šētǝn (Q121p Kerkrade),
slaan:
šlǭn (Q121p Kerkrade),
voor de bulles houwen:
vyr dǝr bølǝs hǭwǝ (Q121p Kerkrade),
voor de kop slaan:
vyr dǝr kop šlǭ (Q121p Kerkrade)
|
Het slachtvee verdoven alvorens het de keel door te snijden. Woordtypen als "schieten", "doodslaan", "houwen", "pin indrijven" geven aan hoe het verdoven in zijn werk gaat. [N 28, 6; N 28, 12b; monogr.]
II-1
|
18823 |
verdriet; verdriet doen |
down (eng.):
daun (Q121p Kerkrade)
|
een treurige stemming, zieleleed, kwelling van het gemoed, verdriet [trubbel, spijt, pijn, lijden, deer, vliem] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17936 |
verdwenen |
verschwunden (du.):
versjwoende (Q121p Kerkrade)
|
Weg, verdwenen: niet meer ter plaatse aanwezig (weg, verdwenen, rits, foetsie). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23855 |
vereniging die de processiepaaltjes plaatst |
jnglingsverein (du.):
jüngliengsverain (Q121p Kerkrade)
|
De vereniging of groep die de dag voor de processie de paaltjes (met de processievaantjes) en de rustaltaren plaatst. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
30596 |
verf |
verf:
vɛrǝf (Q121p Kerkrade)
|
Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.]
II-9
|