e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verkering hebben vrijen: vreien (Kerkrade), vrij’e (Kerkrade) verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || verkering hebben, vrijen III-2-2
verkleumd bevroren: bevrore (Kerkrade), schotelblauw: sjotselsblauw van de kou (Kerkrade), stijf: sjtief (Kerkrade), sjtīēf va kou (Kerkrade), stīēf van kou (Kerkrade) Ongevoelig worden van kou, gezegd van ledematen (killen). [N 84 (1981)] || verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)] III-1-2
verkouden vervangen: vǝrvaŋǝ (Kerkrade) Een ontsteking van het neusslijmvlies. [JG 1b; N 8, 89; N 52, 24 en 25; monogr.] I-9
verkoudheid snop: der sjnóp han (Kerkrade), ich han der sjnop (Kerkrade), ich han der sjnop e bisje (Kerkrade), ich han erg der sjnop (Kerkrade) Lichte verkoudheid. Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid [DC 27 (1955)] || Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)] || Zware verkoudheid. Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid [DC 27 (1955)] III-1-2
verkwanselen verpinselen: verpinsele (Kerkrade) Verkwanselen, op verachtelijke wijze verhandelen [vertuitelen, verkwanselen?] [N 21 (1963)] III-3-1
verkwisten met geld werpen: mit jelt werpe (Kerkrade) op overdadige en lichtzinnige wijze besteden [dolboteren, vermokken, vertoelibassen, verkwisten] [N 89 (1982)] III-3-1
verlagen afslaan: afgeschlaage (Kerkrade) verlagen, iets in prijs ~ [afzetten? b.v. de biggen zijn afgezet?] [N 21 (1963)] III-3-1
verlegdienst ombouwschicht: ˙ømbǫwšix (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), omlegschicht: ømlɛkšix (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Julia]) In Nederland de dienst, in Belgiē de post die het transportmiddel in het oude pand van een pijler afbreekt en in het nieuwe pand weer opbouwt. Volgens Van der Maar verlegde men de transportmiddelen in de wisseldienst. [N 95, 494; monogr.; Vwo 224; Vwo 551] II-5
verlegen beschaamd: besjeemt (Kerkrade), bleu: bluu.e (Kerkrade), bluuj (Kerkrade), blûû (Kerkrade, ... ), verlegen: verlèèje (Kerkrade) verlegen [schoow, sjou, bluuj, besjeemt] [N 06 (1960)] III-1-4
verlegen (zijn) bleu: blüe (Kerkrade), verlegen: verleëje (Kerkrade) bleu, verlegen || niet flink of zelfbewust zijn, zich niet goed durven uiten in het bijzijn van anderen [teutelen, verlegen zijn] [N 85 (1981)] III-1-4