e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

Gevonden: 6483
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bochel bult: bøͅlt (Kerkrade), hoge rug: hooge ruk (Kerkrade), pokkel: poekel (Kerkrade, ... ) bochel [hooge ruch, bult, schoft] [N 10a (1961)] || bult [ZND A2 (1940sq)] III-1-2
bochtstuk kniestuk: knīštøk (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), krommer: krømǝr (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Julia]), krø̜mǝr (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Domaniale]) Bochtstuk van een buisleiding. [N 95, 562; monogr.; Vwo 145; Vwo 260; Vwo 308] II-5
bod prijs: pries (Kerkrade) de geboden som op een veiling [bod, gebod, roep] [N 89 (1982)] III-3-1
boek kaarten spel: sjpel (Kerkrade) Alle kaarten bij elkaar die één speler in de hand heeft [boek]. [N 88 (1982)] III-3-2
boeket struik: ideosyncr.  sjtroech (Kerkrade) Een aantal bijeengebonden of —gevoegde bloemen (tuit, tuiltje, boeket, ruiker, bloemetje). [N 82 (1981)] III-4-3
boekweit boekweit: bǫgǝs (Kerkrade) Fagopyrum esculentum Moench. Een graansoort die gemakkelijk groeit op weinig vruchtbare grond. Boekweit kent geen aren; de korrels hangen in trosjes aan vertakkingen van de stengel. Het zaad is licht en wordt zeer dun gezaaid, slechts 20 kg per hectare. De samenstelling boekweit, -letterlijk "beuke-tarwe" (boek is wisselvorm van beuk), vanwege de drievlakkige vrucht- is kennelijk al snel ondoorzichtig geworden, temeer omdat het element ''weit'' voor "tarwe" in het zuiden van het Nederlandse taalgebied tot de uiterste oostrand beperkt was (zie het lemma ''tarwe'' (1.2.8) met kaart 8). Er zijn dan ook talrijke contractie-vormen ontstaan; het WNT geeft: boekeit, boeket, boekent. In de XVe eeuw is het gewas vanuit Aziē naar Europa ingevoerd; de eerste attestatie in het Nederlandse taalgebied dateert van 1440. De zegsman van K 278 merkt op: "Boekweit en koolzaad werden gewoonlijk alleen op het veld gedorst omdat het geen vervoer verdragen kon." Volgorde van de varianten 1) twee volledige syllaben 2) tweede syllabe toonloos 3) n-epenthese in tweede syllabe. Zie afbeelding 1, f.' [JG 1a, 1b; L 1 a-m; L lijst graangewassen, 1; R 3, 26; S 4; Wi 18; monogr.] I-4
boekweitpannenkoek boekweitskoek: Verklw. bócheskuchsje  bócheskóch’ (Kerkrade) boekweitkoek III-2-3
boenen bohnern (d.): bōnərə (Kerkrade, ... ) boenen || meubels en vloerzeil met behulp van was en een doek glimmend maken [DC 15 (1947)] III-2-1
boenwas bohnerwachs: bōnǝrwaks (Kerkrade), bohnerwachs (d.): bōnərwaks (Kerkrade, ... ) boenwas || de was waarmee meubels en vloerzeil glimmend gemaakt worden [DC 15 (1947)] || Met terpentijn vermengde rode of witte was waarmee aan het hout van meubels een glanslaag wordt gegeven. [N 56, 61; monogr.] II-12, III-2-1
boer boer: būr (Kerkrade), būǝr (Kerkrade) Waar de aangegeven meervoudsvorm afwijkt van de regelmatige -ǝ(n) achtervoeging, is dat hier opgenomen. Op kaart 5 zijn de verspreidingsgebieden van de Nederlandse afleidingen labeurder "boer" en labeuren "boeren" en "hard werken" van het Franse labeur aangegeven. [N 5A, 95b; A 3, 37; A 16, 22; A 20, 1b; L 1, a-m; L 4, 37; L 14, 6; S 4 en 6; Wi 15; monogr.] I-6