22604 |
boer in het kaartspel |
boer:
boer (Q121p Kerkrade)
|
En hoe [noemt u van het kaarspel] de [verschillende] plaatjes? - IV. Boer. [DC 52 (1977)]
III-3-2
|
33316 |
boerderij, algemeen |
boerderij:
burdǝrii̯ (Q121p Kerkrade),
hof:
hof (Q121p Kerkrade),
hǭf (Q121p Kerkrade)
|
Het gehele complex, alle opstallen te samen genomen. De oorspronkelijke betekenis van hof is "binnenhof, omheinde ruimte"; hier is sprake van ellips uit hofstede, "hoeve". Onder bedrijf is de specifieke betekenis van "boerenbedrijf" te verstaan; het algemene gedoen heeft ook diezelfde specifieke betekenis. De betekenis van labeur en labeuring is hier het gehele complex van het boerenbedrijf, vaak met de bijbetekenis van "waar zwaar werk wordt gedaan"; vergelijk de lemma''s "boeren" (1.1.8) en "werken op de boerderij" (1.3.10). Vele benamingen die voor de boerderij in het algemeen zijn opgegeven, zoals winning en hof, komen ook terug onder de specifieke boerderijnamen, zoals "eigen hoeve" en "pachthoeve". De geografische uitgebreidheden van deze termen verschillen van begrip tot begrip. Zie de betrokken lemmata van deze paragraaf. Staai is oorspronkelijk de benaming van een bepaalde boerderij bij het veer in Wanssum; de benaming correspondeert aan stade, een afleiding van staan. Bij schans wordt aangetekend: "hoeve met water rondom"; bij kraam: $$speciale betekenis$$ "boerderij". Munkhof correspondeert met monnikhof, te verstaan als "abdijhoeve". Kaart 1 is een verzamelkaart; ook de samenstellingen met hof,geleg, plaats en winning van het lemma "grote boerderij" (1.1.2) zijn erin ondergebracht. [A 10, 2a; A 11, 4; L 1, a-m; L 12, 1; L 22, 1; L 38, 20 en 22; S 4; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 95; L 37, 11a]
I-6
|
20681 |
boerenkool |
boerenkool:
boerekoel (Q121p Kerkrade),
mit epel en éé groes stuk spek
boerekoel (Q121p Kerkrade),
kool:
kuuël (Q121p Kerkrade),
kuèl (Q121p Kerkrade),
Syst. WBD
kūûl (Q121p Kerkrade)
|
[N Q (1966)]Boerenkool (boeremoes?) [N 16 (1962)] || boerenkool als gerecht [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
20682 |
boerenkoolstamppot |
kool ondereen:
kuèl-ongeree (Q121p Kerkrade),
Syst. WBD
kūûl-onger-eej (Q121p Kerkrade),
koolstamp:
kuèl-stamp (Q121p Kerkrade)
|
Stamppot van aardappelen en boerenkool [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20728 |
boerenvlaai |
boerenvladem:
Syst. WBD
bōêre-vlaam (Q121p Kerkrade)
|
Grote boerenvla (vlaam?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24861 |
boerenwormkruid |
wormkruid:
wórm’kroed (Q121p Kerkrade)
|
boerenwormkruid
III-4-3
|
24123 |
boerenzwaluw, zwaluw |
zwalber:
sjwalber (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
sjwal’ber (Q121p Kerkrade),
šwalbərə (Q121p Kerkrade),
šw‧al(ə)bər (Q121p Kerkrade),
zwaləbə (Q121p Kerkrade),
mv.
sjwalbere (Q121p Kerkrade)
|
boerenzwaluw [DC 18 (1950)] || boerenzwaluw (19 roodachtig keeltje; zeer puntige vorkstaart; nest van klei en sprietjes binnenin een schuur [N 09 (1961)] || zwaluw || zwaluw (mv.) [RND]
III-4-1
|
21309 |
boerin |
boerenvrouwlui (coll.):
burǝvrǫu̯lȳ (Q121p Kerkrade),
boerin:
boerin (Q121p Kerkrade)
|
[L 1, a-m; S 6; Wi 18; monogr.]de vrouw van een boer [meesterse, bazin(ne), vrouw, juffrouw, mevrouw] [N 87 (1981)]
I-6, III-3-1
|
18836 |
boertig |
kal:
kal (Q121p Kerkrade)
|
met zeer platte humor [drollig, boertig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
27581 |
boete, straf |
geldboete:
gɛltbutǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Willem-Sophia]),
strafpost:
štroǝfpǫs (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Willem-Sophia])
|
Een overtreding kan door de opzichter bestraft worden met een geldboete, een schorsing of een andere dienst. Uit de woordtypen "een vijfde" en "cinquième" blijkt dat men een vijfde van het dagloon kan inhouden. Andere informanten spreken over een geldboete van één tot vijf gulden (Q 35), van een kwartje tot een gulden (Q 111), van 20, 50 of 100 Bfr. (K 361), van ƒ 2,50 (Q 33, Q 117 , Q 121, Q 121c) of van 50 ct., ƒ 1 of ƒ 2 (Q 121a). Volgens de informant van Q 3 is die boete vanaf de jaren ''60 maximaal 20 Bfr. De term "telegram" wordt vooral gebruikt door de vreemdelingen in Eisden (Vanwonterghem pag. 213/227). De opgave "pater" is waarschijnlijk een volksetymologische verbastering van het Wilhelminaalse patar(d), de benaming voor een oude Luikse munt. [N 95, 131; monogr.; Vwo 150; Vwo 242; Vwo 587; Vwo 771; Vwo 832]
II-5
|