| 33834 |
zaalrug |
zaalrug:
zālrø̜k (Q121p Kerkrade)
|
Zwak ingebogen of doorgezakte rug bij een paard, dat wellicht te vroeg werd ingespannen. [N 8, 12 en 90q]
I-9
|
| 25227 |
zacht winterweer |
vuil winter:
Aanvulling op laatste pagina, na vraag 54: voele winkter weelt enne vette kerkhof = zachte winter sterven veel mensen.
voele winkter (Q121p Kerkrade)
|
zacht winterweer [open, wak] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
| 18992 |
zachtaardig |
kalm:
opmerking mar.: vraagstelling is niet helemaal correct; er is een verschil tussen "zacht van geaardheid"(zachtaardig) en "niet heftig of opvliegend"(zachtzinnig)
kalm (Q121p Kerkrade)
|
zacht van geaardheid, niet heftig of opvliegend [week, zachtzinnig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 25237 |
zachte wind, briesje |
zoet windje:
züet-winke (Q121p Kerkrade)
|
nauwelijks hoorbare wind [floes] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 19537 |
zachtharige bezem |
mop:
mop (Q121p Kerkrade)
|
bezem, zachtharig, waarmee men binnenshuis stof bijeenveegt (veger) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 31786 |
zagen |
zegen:
z ̇ē̜ǝjǝ (Q121p Kerkrade)
|
In het algemeen werken met een zaag. Zie ook het lemma ɛzagerɛ.' [N 50, 88; N 53, 21a; monogr.]
II-12
|
| 18316 |
zak in de onderrok |
rokkentas:
rokketésj (Q121p Kerkrade),
rokkketeesch (Q121p Kerkrade)
|
zak in de onderrok [rokketes, moederkenszak] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 18393 |
zak in kledingstuk |
tas:
tèsj (Q121p Kerkrade)
|
tas, zak, broekzak
III-1-3
|
| 18324 |
zak op een schort |
tas:
teesj (Q121p Kerkrade)
|
zak op een schort [pooier] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 18186 |
zakdoek |
koetenplag:
NB p. 161: koet, snot.
koeteplak (Q121p Kerkrade),
snuifplag:
sjnoefplak (Q121p Kerkrade),
oud, niet veel meer gebruikt
schnoefplak (Q121p Kerkrade),
tassendoek:
tèsjedóch (Q121p Kerkrade),
[sic]
taesjedoor (Q121p Kerkrade),
zakdoek:
zaddoek (Q121p Kerkrade)
|
zakdoek || zakdoek [zakneusdoek, tesneuzik, plak, sjnoefsplak, sjnuutelsplak, seplak, sjnekker] [N 23 (1964)]
III-1-3
|