e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

Gevonden: 6483
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zuurdeeg maken aanmengen: amęŋǝ (Kerkrade), aanzetten: āzɛtsǝ (Kerkrade) Een restant van het deeg een poos laten "rijpen", totdat het zuurdeeg is geworden en het aldus verkregen zuurdeeg gebruiksklaar maken. [N 29, 23b; S 6; monogr.] II-1
zuurdesem desem: de’sem (Kerkrade), zuurdeeg: zoerdeeg (Kerkrade), zuurdesem: zoer’desem (Kerkrade), Syst. WBD  zōêrdeesem (Kerkrade) zuurdeeg || Zuurdeeg, gebruikt i.p.v. gist (heevel?) [N 16 (1962)] || zuurdesem III-2-3
zuurkool kappes: kappes (Kerkrade), kompes: Syst. WBD  kōmpus (Kerkrade), Wat hat uur jekaochd? kóm¯pes mit hónk (als afwijzend antwoord)  kóm’pes (Kerkrade), zuurmoes: zoer’mós (Kerkrade) zuurkool || Zuurkool (zoerkolle, suuremoes?) [N 16 (1962)] III-2-3
zuurkoolstamppot kappes ondereen: kappes ongeree (Kerkrade), kompes ondereen: Syst. WBD  kōmpus-onger-eej (Kerkrade) Stamppot van aardappelen en zuurkool [N 16 (1962)] III-2-3
zuurtijd tijd van zuren: tsīt va zȳǝrǝ (Kerkrade) De tijd gedurende welke het deeg moet blijven liggen om zuurdeeg te worden. Volgens informanten kan deze tijd verschillend zijn. Gewoonlijk duurt die één à twee dagen. Maar ze kan ook één nacht beslaan of een week of soms zelfs 14 dagen. De beantwoording van de vraag de "zuurtijd" was gedeeltelijk van dien aard dat een aantal woordtypen werkwoorden zijn. [N 29, 23c] II-1
zwaaien zwingen: sjwenke (Kerkrade) Zwaaien: (langzaam) ritmisch heen en weer bewegen, bijv. met de armen (scharrewarren, scharmaaien, zwingelen). [N 84 (1981)] III-1-2
zwaaien met het wierookvat slaan: sjloa (Kerkrade) (met) het wierookvat zwaaien. [N 96B (1989)] III-3-3
zwaaihaak schuifwinkel: šȳfweŋkǝl (Kerkrade), verstekhaak: vǝrštɛkhǫak (Kerkrade), verstelbare verstekhaak: vǝrštɛlbārǝ vǝrštɛkhǫak (Kerkrade) Winkelhaak waarvan handvat en veer ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn. Met een schroef kan men de veer in de gewenste hoek vastzetten. De zwaaihaak wordt gebruikt om hoeken op te meten. Zie ook afb. 5. [N 30, 13c; monogr.] II-9
zwaan, algemeen zwaan: sjwaan (Kerkrade) zwaan III-4-1
zwaar paard bonk: bǫŋk (Kerkrade) Zwaargebouwd paard, geschikt voor het veldwerk of als trekdier. Zie afbeelding 7. [JG, 2c; N 8, 62d, 62e en 64b] I-9