e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

Gevonden: 6483
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bout bout: bols (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), bōts (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Willem-Sophia]), bǫwt (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Julia]), moederschroef: mǫdǝršruf (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), schroef: šruf (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]) [N 95, 351; N 95, 746; monogr.; Vwo 173] II-5
bouwemmer bouwemmer: bǫwęmǝr (Kerkrade), emmer: ɛmǝr (Kerkrade), wateremmer: wasǝręmǝr (Kerkrade) Houten of metalen, tegenwoordig ook van kunststof vervaardigde emmer die door de metselaars wordt gebruikt om er water, mortel, enz. in te doen. [N 30, 23b; monogr.] II-9
bouwgrond voet: vos (Kerkrade) De vaste grond die de basis vormt voor de fundering. Wanneer men gebruik maakt van zand als basislaag, wordt dit doorgaans aangestampt of met behulp van water verdicht. Dit laatste noemde men in K 278 'aanwateren' ('anwowǝtǝrǝn'). De woordtypen 'vlijlaag' en 'werkvloer' duiden respectievelijk de basislaag aan van een gemetselde fundering en van een fundering die is uitgevoerd in gewapend beton. [N 31, 3a; monogr.] II-9
bouwland gewande: gǝwaŋ (Kerkrade), land: la.nt (Kerkrade), la.ŋk (Kerkrade), laŋk (Kerkrade), veld: vɛlt (Kerkrade) Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8
bouwval barak: brak (Kerkrade) bouwvallig huis, krot III-2-1
boven tegen het dak in de kop: en dǝr kǫp (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Laura, Julia]), in de verst: en dǝ viǝš (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), ovenweer: oǝvǝwēr (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), weer de berg aan: wēr dǝr bɛrx ā (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Domaniale]) Boven tegen het dak van een mijngang. De opgaven "ovenweer", "in de kop" en "in de verst" zijn specifiek van toepassing op het bovenste gedeelte van een steengang (Lochtman pag. 59). [N 95, 195; monogr.] II-5
bovenbeen bovenbeen: bōvǝbē (Kerkrade) Zie afbeelding 2.21. [N 8, 32.3] I-9
bovenbeschuit oven: oavǝ (Kerkrade), spiegel: špęjǝl (Kerkrade) Er was gevraagd naar de "bovenkant van de beschuit". Het kan zijn dat een enkel woordtype duidt op "beschuit die van het bovenste gedeelte van de beschuitbol wordt gebakken". [N 29, 65a] II-1
bovendeel van de rug hakkelepak: hoekelepak (Kerkrade), krommelenek: kroamelenak (Kerkrade), nek: op dr kroamelenak  dr nak (Kerkrade), pokkel: bij der pap op der poekel  poekel (Kerkrade), poekel  poekel (Kerkrade) rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)] III-1-1
boveneinde van de stam kop: ideosyncr.  kop (Kerkrade) Het dunne uiteinde van de stam, bovenaan (top, kop, topeind). [N 82 (1981)] III-4-3