23892 |
de catechismusles verzuimen |
langs de christenleer pfuschen (du.):
langs de kristelier foesje (Q121p Kerkrade)
|
De katechismusles verzuimen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23049 |
de dag waarop men vroeger zijn meisje bezocht |
knokendag:
knaokedaag, knaokeaovend (Q121p Kerkrade)
|
Donderdag, de dag waarop men vroeger zijn meisje bezocht.
III-3-2
|
23471 |
de doodsklok luiden |
zum dood luiden:
tsoem doeëd loeë (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade)
|
De klok die geluid wordt na het overlijden en/of bij de begrafenis van iemand [dôdsklok, dódsklok, dödsklok, doeëdsklok?]. [N 96A (1989)] || Het luiden voor iemand die pas gestorven is, een overledene overluiden [t loet tsóm doeëd, de doodsklok luiden, iemand ovverluuje?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
22269 |
de duivenklok gelijkzetten |
afslaan:
aafsjloa (Q121p Kerkrade),
afslag (zn.):
aafsjlaag (Q121p Kerkrade)
|
2. De duivenklok gelijkzetten met de moederklok. || 2. Het gelijkzetten van de duivenklok.
III-3-2
|
25634 |
de eerste keer bakken |
eerste maal bakken:
iǝštǝ moal bakǝ (Q121p Kerkrade)
|
[N 29, 60]
II-1
|
33845 |
de eerste uitwerpselen van het veulen |
pek:
pēǝx (Q121p Kerkrade)
|
Zij vormen een zwarte, kleverige stof. [N 8, 58]
I-9
|
32763 |
de eg |
eegd/eeg:
e ̝ǝx (Q121p Kerkrade
[(pl ę ̝ǝgǝ)]
)
|
Het vanouds bekende, uit een raam met pinnen bestaand werktuig, waarmee akkerland oppervlakkig bewerkt wordt. Dit lemma betreft de eg in het algemeen; benamingen voor de eg naar de vorm, naar het materiaal waarvan ze gemaakt kan zijn, en naar het te verrichten werk vindt men in de volgende lemmata. Hieronder worden de typen eegde, eegd/eeg en eg onderscheiden. Onder eegd/eeg zijn dialectvarianten met en zonder dentaal bijeengezet, omdat het i.v.m. met mogelijke apocope van de dentaal niet steeds duidelijk is of ze het ene dan wel het andere type vertegenwoordigen. In verband hiermee zijn achter de plaatsnummers (soms achter de enkelvoudsvarianten) ook de opgegeven meervoudsvormen vermeld. Onder verwijzing naar het hier gemaakte onderscheid (eegde, eeg(d), eg) wordt in de volgende lemmata het betrokken woord(deel) in de typen door [eg [JG 1a+ 1b; N 11, 67; N 11A, 154a; N 15, 4; N J, 10; N P, 18a; L 33, 52; A 13, 16a; A 40, 9; Gwn 7, 3; div.; monogr.]
I-2
|
19450 |
de heg knippen |
(de) heg scheren:
də hɛk šērə (Q121p Kerkrade)
|
de heg knippen
III-2-1
|
21416 |
de hort op? |
op guss (du.):
vgl. Kerkrade Wb. (pag. 125):joesj, scheut [...] Dr pap is óp -, vader is aan de zwier.
op joesj (Q121p Kerkrade),
op rots:
op rütsj (Q121p Kerkrade)
|
Uitdrukking voor: veel weg zijn; dikwijls niet thuis wezen (een dergelijke uitdrukking wordt vaak gebruikt van huisvrouwen en is wat afkeurend. Men bedoelt dan: ze hoorde voor het huishouden te zorgen, maar ze is te vaak weg om dat goed te doen) [DC 28 (1956)]
III-3-1
|
25396 |
de huid doorsnijden |
flitsen:
flitsǝ (Q121p Kerkrade),
huid doorsnijden:
hut dørxšniǝ (Q121p Kerkrade),
opsplitsen:
opšpletsǝn (Q121p Kerkrade)
|
De eerste snede in de huid maken als begin van het villen. [N 28, 40; monogr.]
II-1
|