| 33997 |
kletsoor |
klansoor:
klanzūr (P055p Kermt)
|
Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14]
I-10
|
| 21337 |
kletswijf |
klappei:
klapej (P055p Kermt)
|
klappei [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
| 25029 |
kleurx |
kleur:
kleejər (P055p Kermt, ...
P055p Kermt)
|
kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
| 18065 |
klierziekte |
sint-markoen:
sint Markoen (P055p Kermt)
|
koningszweer (kliergezwellen aan de hals, ook St-Marcoen geheten, Fr. scrofules) [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
| 34493 |
kloeken |
kloeken:
klukǝ (P055p Kermt)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een broedse kip. [N 19, 47; monogr.]
I-12
|
| 18230 |
klomp |
klonk:
kloͅnk (P055p Kermt),
klǫŋk (P055p Kermt)
|
In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp (Frans: sabot) [klomp, blok] [N 24 (1964)]
II-12, III-1-3
|
| 18245 |
klompschoen |
klonkenschoen:
kloͅnkəsXuən (P055p Kermt)
|
klompschoen (zwart) bestaande uit een houten zool en een lederen schoenachtig bovengedeelte [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 33675 |
kluit aarde |
klot:
klǫt (P055p Kermt)
|
[N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.]
I-8
|
| 33338 |
knecht, algemeen |
knecht:
knēxt (P055p Kermt)
|
[L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6]
I-6
|
| 34256 |
kneden |
kneden:
knēi̯ǝn (P055p Kermt)
|
De boter kneden om de melk, die zich nog tussen de boterdeeltjes bevindt, eruit te drukken. In sommige gebieden werd de boter tegelijkertijd gewassen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 28, 7; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; Ge 22, 8 en 69; R 3, 76 en 77; monogr.]
I-11
|