e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P055p plaats=Kermt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
metselaar metser: mętsǝr (Kermt) Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld] II-9
metselen metsen: mɛtsǝ (Kermt) Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.] II-9
metselzand metszand: mɛts˲zant (Kermt) Het zand dat bij de bereiding van mortel aan het bindmiddel, bijvoorbeeld kalk of cement, wordt toegevoegd. Doorgaans wordt gebruik gemaakt van rivierzand omdat dit scherp, schoon en ongelijk van korrelgrootte is. In Q 4 werd het zand doorgaans genoemd naar de plaats van herkomst. Ook de woordtypen 'brunssummmer zand' (Q 203), 'helchterse zand' (P 51), 'helchterse' (K 359) en 'lommelzand' (K 353, K 359, P 56) verwijzen naar plaatsen waar zand wordt of werd afgegraven. Zie voor het woordtype 'chape-zand' (L 364) het lemma 'Vloermortel'. [N 30, 36a; N 30, 36b; N 27, 47; L 42, 57; monogr.] II-9
miauwen keken: kīə.kə (Kermt) miauwen [Goossens 1b (1960)] III-2-1
middag (s middags) noen: nŏĕn (Kermt) middag [RND] III-4-4
middagdutje doen dutje doen: ən ditsje doewən (Kermt) een middagdutje doen [ZND 01 (1922)] III-1-2
middennaafbanden dombanden: dombān (Kermt) De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.] II-11
mier mieremet: mīərəmeͅt (Kermt), ook in ZND 08, 152a  mieremet (Kermt), miermet: miermet (Kermt), muurzeiker: mūərəzēkər (Kermt) mier [ZND 01 (1922)] || mier [zeikdemp(el), -lem, -meik, -diem, -worm, -mier, moer-, muurzeiker, aomzeiksel, aomezeik] [N 26 (1964)] III-4-2
mierenei miermettenei: mīərmeͅtəēi̯ (Kermt) mierenei [zeekmoejerseike] [N 26 (1964)] III-4-2
mierenhoop miermettennest: mīərmeͅtənəst (Kermt) mierennest [zeekmoejersnest] [N 26 (1964)] III-4-2