e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P055p plaats=Kermt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roep- en lokwoord voor een big tiet, tiet: tīt, tīt (Kermt) Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het varken kuus, kuus, kuus: kuš, kuš, kuš (Kermt) In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r] I-12
roep- en lokwoorden voor het lam met: męt (Kermt) [N 19, 74b; VC 14, 2k (R] I-12
roep- en lokwoorden voor het schaap met, met, met: męt, męt, męt (Kermt) [N 19, 74a; VC 14, 2j (R] I-12
roeper oproeper: ps. omgespeld volgens Frings. Boven de "#"(omgespeld: #) staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de "#"omgespeld.  oͅproͅ~pər (Kermt) afslager: Hoe heet bij de openbare verkoping van goederen degene die de verkoping leidt [afslager, uitroeper, roeper?] [N 21 (1963)] III-3-1
roepwoord om de klokhen te lokken kloek, kloek: klūk, klūk (Kermt) [N 19, 44c; A 6, 2c] I-12
roepwoord voor de geit met, met, met: męt, męt, męt (Kermt) [N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.] I-12
roepwoord voor de jonge geit mettetje, mettetje: mętǝkǝ, mętǝkǝ (Kermt) [N 19, 74f; VC 14, 2m -r-] I-12
rogge koren: [koren] (Kermt) Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
rok van grove stof pels: [zn.?]  peͅls (Kermt) rok van grove zware stof [teerteje rok, pels, tiejte sjort] [N 24 (1964)] III-1-3