e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P055p plaats=Kermt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoffelen, wieden met de schoffel schoffelen: sxofǝlǝ(n) (Kermt) Met een schoffel de bovengrond tussen de plant(rijen) van een gewas zodanig bewerken dat de korstige bovenlaag verkruimeld en het onkruid afgestoken wordt. Het woord schoffelen kan niet alleen in absolute zin gebruikt worden, maar laat zich ook verbinden met een object. Dat kan de te bewerken grond zijn (akker, tuin, enz.) maar ook het te verzorgen gewas dat op die grond staat (bijv. de bieten), en ook het onkruid. [N 15, 6; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit A 47, 11a] I-5
schoffelmachine schoffelmachine: sxǫfǝlmǝšin (Kermt) Eenvoudig duwgereedschap dat eruit ziet als een kruiwagen en bestaat uit een (of meer) schoffelijzer(s) aan een wiel, waaraan twee duwburries zitten en waarmee tussen rijen planten wordt gewied. [N 18, 47; N J, 8a; monogr.; add. uit N 18, 51] I-5
schoft schoft: sxǫft (Kermt) Het benige uitsteeksel dat de hals van de rug scheidt, het hoogste punt van de ruggegraat. Zie afbeelding 2.17. [JG 1a, 1b; N 8, 14, 32.1 en 32.2] I-9
schoftzadel karzadel: kē̜rzǭǝl (Kermt) Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.] I-10
schokken schoggelen: djǫgǝlǝ (Kermt), schudden: sxędǝ (Kermt) Gezegd van een kar of wagen. [N 17, 97] I-13
school school: sxo.l (Kermt) school [RND] III-3-1
schoolkinderen schoolkinderen: sxo.lkɛŋər (Kermt) schoolkinderen [RND] III-3-1
schoondochter schoondochter: schoendóóchtər (Kermt) schoondochter [ZND 06 (1924)] III-2-2
schoonmoeder schoonmoeder: schoemoedər (Kermt) schoonmoeder [ZND 06 (1924)] III-2-2
schoonvader schoonvader: schoevadər (Kermt) schoonvader [ZND 06 (1924)] III-2-2