e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P055p plaats=Kermt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stok of twijg om een kind te straffen gard: Een gard, garde is géén stok maar een bosje rijshout ; hier wordt duidelijk naar "stok of twijg om iemand te straffen"verwezen en wordt daar opgenomen. Cf. WNT s.v. "gard - voorheen ook gaard, geerd"zie bij garde; cf. WNT s.v. "garde - voorheen ook gaarde, gerde en alsnog in Vl. België, geerde  gjaet (Kermt) gard (stok) [ZND 01 (1922)] III-2-2
stola stool (<lat.): WNT: stool. Ontl. aan kerklat. stola.  sto.əl (Kermt) stola, lange brede damessjaal van dunne stof of van bont [N 23 (1964)] III-1-3
stolp kaasklok: kējəskloͅk (Kermt) kaasstolp [N 20 (zj)] III-2-1
stomphoorns stompen van hoorns: stõmpǝ van hø̄rǝs (Kermt) Afgebrokkelde of slecht ontwikkelde hoorns. [N 3A, 106c] I-11
stoofkarbonade stoofsel: stoofsel (Kermt, ... ) gebraden runderrib [Goossens 1c (1955b)] || gebraden varkensrib (karbonade) [Goossens 1c (1955b)] III-2-3
stookgat van de oven ovenkot: [oven]kūu̯ǝt (Kermt), ovenmuil: [oven]møi̯l (Kermt) De benaming voor het stookgat van de oven dat voorzien is van een ijzeren deurtje. Vergelijk het lemma "ovenmond" in aflevering II.1, pag. 71. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 79b] I-6
stookhuis, plaats voor de veevoerkookketel bakhuis: [bakhuis] (Kermt), bakhøi̯ǝs (Kermt), stookhuis: stø̄khø̜̄u̯ǝs (Kermt), stōkhø̜u̯ǝs (Kermt), voorhuis: vēǝrhø̜̄u̯ǝs (Kermt) De plaats in de stal, of de ruimte vooraan in de stal, waar de veevoerkookketel staat. Soms heeft men geen aparte ruimte voor dit doel en kookt men het veevoer in de bijkeuken. In andere gevallen, zoals in K 358 staat deze ketel meestal buiten, of, zoals vermeld in L 360, heeft men er een apart gebouwtje voor naast de stal. Dikwijls ook kookt men in het bakhuis, waar ook het brood gebakken wordt (L 426), vandaar de frequente (bakhuis)-opgaven; vergelijk de kaart. Zie voor de fonetische documentatie van enkele van deze (bakhuis)-opgaven het lemma "bakhuis" (3.1.2). Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [N 5A, 35c en 60c: L 1, a-m; S 50; monogr.] I-6
stoot stoot: sti (Kermt) Het ijzeren plaatje dat bij winterbeslag tegen het uitglijden vóór onder het hoefijzer wordt geplaatst. In P 174, P 224 en Q 182 was de stoot onbekend, in K 353 werden in plaats van een plaatje één of twee schroeven aan de voorzijde van het hoefijzer bevestigd. [N 33, 357; JG 1a; JG 1b; JG 1d; monogr.] II-11
stootring as: as (Kermt) Verdikking van de as tussen de asarm en het asblok waardoor het wiel op een veilige afstand van het asblok gehouden wordt. De stootring kan met de as worden meegegoten maar er ook als een los element om bevestigd zijn. [N 17, 52 + 54 + add; N 18, 98d + 99; N G, 49a, 53f; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; L 20, 20a; L 39, 21 + 22; A 4, 20a; Wi 15; monogr.] I-13
stoppeleinde van de schoof kont: kǫ.nt (Kermt) De onderkant van de schoof, daar waar de halmen afgesneden zijn. Zie afbeelding 7. [N 15, 21a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4