18178 |
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen |
gekroezelde muts:
gəkruzəldə moͅəts (P055p Kermt)
|
muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18616 |
witte kanten muts zonder sierkrans |
kwade muts:
kōəmots (P055p Kermt)
|
muts, witte kanten ~ zonder kroon als doordeweekse hoofdtooi, door oudere en minder gegoede vrouwen ook s zondags gedragen {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20654 |
witte kool |
kabuis:
kabaus (P055p Kermt),
kool:
kuil (P055p Kermt),
witte kool:
witə kul (P055p Kermt)
|
[Goossens 1b (1960)] [Lk 05 (1953)]
I-7
|
24280 |
witte kwikstaart |
akkermannetje:
akkermenneke (P055p Kermt),
akkermenneken (alg.) (P055p Kermt),
kwikstaartje:
kwikstetəjə (P055p Kermt)
|
kwikstaart [ZND 01 (1922)] || kwikstaart (witte) || kwikstaart, wit (Motacilla alba alba L.) [Lk 04 (1953)]
III-4-1
|
18633 |
witte muts met een strik onder de kin |
kornetje (<fr.):
kərneͅtšə (P055p Kermt)
|
mutsje, witte ~ dat met een strik onder de kin wordt vastgeknoopt [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18618 |
witte muts met fijne plooien en een afhangend strookje |
kornet (<fr.):
kərneͅt (P055p Kermt)
|
muts, witte ~ met fijne plooien om het voorhoofd en een afhangend strookje van achteren {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18617 |
witte muts met sierkrans en afhangende linten |
krulmuts:
kroͅlmoͅəts (P055p Kermt)
|
muts, grote witte ~ waarop een dikke hoefijzervormige krans met afhangende linten wordt gedragen {afb} [poffer-, kröl-, frul-, knip-, greute muts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18867 |
woede |
vergiftigde kadee:
vərgiftigə kadeej (P055p Kermt)
|
gift (woede) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
30198 |
wolfseinde |
halve noord:
halvǝ nōrt (P055p Kermt)
|
Driehoekig dakvlak boven een afgeknotte gevel. [N F, 47c; N 4A, 23b; N 4A, 23a; monogr.]
II-9
|
33943 |
wolfsgebit, gebroken gebit |
watertoom:
wɛtǝrtum (P055p Kermt)
|
Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43]
I-10
|