e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P055p plaats=Kermt

Overzicht

Gevonden: 2603
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
halsketting ketting: ən goowə kêting (Kermt) een gouden ketting [ZND 01 (1922)] III-1-3
halster halster: hęlstǝr (Kermt), hɛlstǝr (Kermt) Stel van leren riemen - eventueel touwen - of kettingen dat het paard om het hoofd heeft als het niet ingespannen is. Aan de halsterring wordt de lijn of ketting gehecht waarmee het paard in de stal of op de weide wordt vastgebonden of waarmee het wordt geleid. Op sommige plaatsen wordt de term halster ook gebruikt om het Hoofdstel of de Stalband aan te duiden. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2b, 2c; N 13, 18a; N 5 A II, 59e add.; monogr.] || Tuig aan de kop van een os of een stier. [N 3A, 14b; monogr.] I-10, I-11
halve frank halve frank: ps. omgespeld volgens Frings.  halvə fraŋ (Kermt), n tweede frankje: ps. omgespeld volgens Frings.  ī twīde fraŋskə (Kermt) oude zilveren munt van 50 centiem [N 21 (1963)] || wit metalen munt van 50 centiem [N 21 (1963)] III-3-1
ham, hesp hesp: heͅsp (Kermt) ham [Goossens 1b (1960)] III-2-3
hand hand: hant (Kermt, ... ) hand [ZND 01 (1922)] || ik heb een splinter in mijn hand [ZND 07 (1924)] III-1-1
handgeld voorschot: ps. omgespeld volgens Frings.  vēərsxoͅt (Kermt) eerste geld dat iemand ontvangt voor zijn waren [handsgeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
handkar stootkar: stutkɛ̄r (Kermt) Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.] I-13
handschoen haas: ha.əsə (Kermt), hās - hāsə (Kermt) handschoen - handschoenen [ZND 01 (1922)] || handschoenen, met vier vingers en een duim [vingerwante, haase, hejse] [N 23 (1964)] III-1-3
handschoen zonder vingers mofje: mōͅfkə (Kermt) wanten of handschoenen die de vingers onbedekt laten [meténtjes] [N 23 (1964)] III-1-3
handvat van de sikkel handvat: hant˲vōu̯ǝt (Kermt) Korte houten gedeelte waaraan het mes bevestigd is. Hiermee hield men de sikkel vast. [N 18, 79a; monogr.] I-5