18346 |
lap op een schoen |
huif:
høͅüf (P055p Kermt),
kap:
[sic]
kap (P055p Kermt),
stuk:
stek (P055p Kermt)
|
lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19297 |
lastig (werken) |
lastig:
ook materiaal znd 30, 02
lestich (P055p Kermt)
|
lastig [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
17814 |
laten |
laten:
lootə (P055p Kermt)
|
laten [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
34642 |
latwerk |
galg:
galx (P055p Kermt)
|
Latwerk dat op de berries van de kruiwagen gelegd werd, ten einde het laadvlak te vergroten. [N 18, 101; JG 1d]
I-13
|
18356 |
lederen pantoffel |
slof:
sloͅfə (P055p Kermt)
|
pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
20479 |
leeftijd, ouderdom |
ouderdom:
aardom (P055p Kermt),
aderdôm (P055p Kermt)
|
ouderdom [ZND 05 (1924)] || ouderdom; op zijn ouderdom [ZND 40 (1942)]
III-2-2
|
18920 |
leegloper |
leegloper:
ook materiaal znd 30, 4
leechloeper (P055p Kermt)
|
leegloper [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
24931 |
leem, pijpaarde |
leem:
liem (P055p Kermt)
|
leem [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
30186 |
leemspecie |
leemmortel:
lemmǫdǝl (P055p Kermt)
|
Het mengsel van leem, koemest, strohaksel en in een aantal plaatsen ook varkens-, paarde-, of mensenhaar, waarmee het vlechtwerk wordt dichtgepleisterd. Zie voor het woorddeel 'kleen-' in het woordtype 'kleenleem' (Q 18) ook het lemma 'Bepleisteren'. [N 4A, 53c; N 31, 45c; div.]
II-9
|
30861 |
leest |
leest:
list (P055p Kermt)
|
De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.]
II-10
|