34223 |
muilkorf voor kalveren |
muilkorf:
mø̜̄u̯ǝlkę̃rf (P055p Kermt)
|
De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e]
I-11
|
17872 |
muilpeer |
muilpeer:
moulpeejər (P055p Kermt, ...
P055p Kermt)
|
muilpeer [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
18308 |
muiltje |
muiltje:
møültsjəs (P055p Kermt)
|
muiltjes, pantoffels zonder hielstuk [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33687 |
mulle grond |
losse grond:
lǫsǝ grǫnt (P055p Kermt)
|
Droge losse grond, zonder kluiten. [N 27, 37a; monogr.]
I-8
|
21642 |
muntgeld |
stukken:
ps. omgespeld volgens Frings. Boven de "@"(omgespeld: @) staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de "@"omgespeld.
steͅ~kə (P055p Kermt)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34392 |
muntig schaap |
niet vol te krijgen (werkw. uitdr.):
(zo'n schaap is) ni võ̜l tǝ krē̜i̯gǝ (P055p Kermt)
|
Schaap dat eenmaal gelamd heeft en dan onvruchtbaar blijft. [N 19, 66]
I-12
|
34069 |
muntige koe |
lege koe:
lēgǝ [koe] (P055p Kermt)
|
Koe die men een tijdlang vrij wil houden en daarom niet laat dekken als ze tochtig is. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 28]
I-11
|
18632 |
muts met pompon |
kaboutermuts:
kabøͅytərmots (P055p Kermt)
|
muts, wollen spits toelopende ~ met pluim of kwast [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18418 |
muts: algemeen |
met:
met (P055p Kermt),
muts:
moͅəts (P055p Kermt),
pots:
pots (P055p Kermt)
|
muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33627 |
mutsaard, houtmijt |
houtmijt:
hōtmēͅt (P055p Kermt),
ps. omgespeld volgens Frings (de Ø en de @ zijn geen IPA-tekens!).
hōtmeͅi̯ət* (P055p Kermt),
ps. omgespeld volgens Frings. Opm. dit is geen ij, maar een i + j!
hōətmēͅijət* (P055p Kermt)
|
houtmijt, stapel takkebossen [N 05A (1964)] || houtmijt, stapel takkenbossen [N 27 (1965)]
I-7
|