e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kermt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opper opper: ǫpǝr (Kermt) De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.] I-3
oprispen rupselen: reejəpsələ (Kermt) oprispen [ZND 05 (1924)] III-1-2
opspie opspieën/-spijen: ǫpspęjǝ (Kermt) De naaf van het molenrad met wiggen op de molenboom vastzetten. [Vds 66; Jan 72; Coe 60] II-3
optillen heffen: həfə (Kermt), opheffen: òphɛfə (Kermt), oplichten: òpliXtə (Kermt) heffen (hij hief op) [ZND 01 (1922)] || optillen [RND] III-1-2
optrekken, opdraaien opdraaien: ǫpdrɛ̄ǝn (Kermt) De sluis openen met behulp van een hefboom of een winde. In het eerste geval spreekt men in het algemeen van optrekken, in het tweede geval van opdraaien of opendraaien. Volgens Coenen (pag. 47) gebeurde het opdraaien ɛs avonds, het afdraaien ɛs morgens. Zie ook het lemma ɛaflaten, afdraaienɛ.' [Vds 42; Jan 43; Coe 29; Grof 59; monogr.] II-3
optuigen zadelen: zǭǝlǝ (Kermt) Een trekpaard van het nodige trektuig voorzien. Men zet het hoofdstel op het hoofd van het paard, plaatst het haam om zijn nek, legt het schoftzadel op zijn rug en doet het achterhaam aan. Tenslotte gespt men de verschillende delen aan elkaar. [JG 1b; N 8, 97a; monogr.] I-10
opzettelijk expres: ekspres (Kermt) opzettelijk [ZND 01 (1922)] III-1-4
orgel orgel: nen urrgel (Kermt), əs schŏĕn ōēchzaol bə nən nowən èləgər (Kermt) Een schoon oksaal met een nieuw orgel. [ZND 05 (1924)] || orgel [GTRP (1980-1995)] III-3-2, III-3-3
os os: ōsǝ (Kermt), ǫs (Kermt) Gesneden mannelijk rund [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.] I-11
oud, bejaard oud: aet (Kermt) oud; de man is oud [ZND 05 (1924)] III-2-2