33569 |
peulerwten |
sluimererwten:
slēͅ.mərmēͅ.tə (P055p Kermt)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
20662 |
peulvruchten afhalen |
plekken:
plêkə (P055p Kermt),
strepen:
striepə (P055p Kermt)
|
bonen afhalen [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
18806 |
piekeren |
dromen:
te driemen (P055p Kermt),
prakkiseren:
heeje zoet doowe altijed te prakkezeeren (P055p Kermt)
|
hij zat daar altijd te mijmeren (onder "mijmeren"verstaan we hier: over zijn zorgen zitten te denken, te piekeren, te prakkezeren) [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
24224 |
piepen |
tsjiepen:
tšīpǝ (P055p Kermt)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een jonge kip. [N 19, 48; monogr.]
I-12
|
17991 |
pijn |
pijn:
pɛ.in (P055p Kermt)
|
pijn [RND]
III-1-2
|
33055 |
pikbinder |
pikbinder:
pek˱bęŋǝr (P055p Kermt)
|
Machine die niet alleen maait, maar het koren ook tot schoven samenbindt. Zie afbeelding 6. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [machine] zie het lemma ''maaimachine'' (3.2.18) in aflevering I.3. Kaart 36 is een woordkaart gebaseerd op het materiaal uit dit lemma; kaart 37 is een betekeniskaart, gebaseerd op het materiaal uit dit lemma èn het lemma ''graanmaaimachine'' (4.5.2) en toont waar men met de termen zicht- en pikmachine ofwel de enkelvoudige maaimachine ofwel de combinatiemachine, pikbinder, aanduidt.' [N J, 4a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
23287 |
pinksteren |
sinksen:
seinksen (P055p Kermt)
|
Hoe heet de 50e dag na Pasen: Pinksteren of Sinksen? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
26554 |
pinnen |
nagels:
nāgǝls (P055p Kermt)
|
De (ijzeren) pinnen waarmee de molensteen aan de beugels van de steenkraan wordt bevestigd. [Vds 205; Jan 184; Coe 167; Grof 200]
II-3
|
22732 |
pinstokken (voor de slee) |
pikken:
kort
peeken (P055p Kermt)
|
Hoe heten de stokken waarmee een kleine ijsslede wordt voortgeduwd? [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|
33570 |
pit van een steenvrucht |
kern:
kjān (P055p Kermt)
|
kern [ZND 01 (1922)]
I-7
|