29010 |
plooi |
plooi:
plōj (P055p Kermt)
|
Elk van de rimpels of golfachtige vormen die in een weefsel ontstaan, wanneer zij op korte afstanden in tegengestelde richting omgeslagen worden. Zie voor diverse soorten plooien afb. 45. [N 62, 12c; N 62, 12b; L 40, 50; Gi 1.IV, 35; MW; monogr.]
II-7
|
18544 |
pofbroek |
smokkelbroek:
smoͅkəlbrōͅk (P055p Kermt)
|
plusfour, een soort pofbroek [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21078 |
poffen |
poffen:
ps. omgespeld volgens Frings. Boven de "#"(omgespeld: #) staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de "#"omgespeld.
poͅ~fə (P055p Kermt)
|
afbetaling, Op ~, op de pof kopen [poffen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18420 |
pofmouw |
pofmouw:
po͂ͅfmouw (P055p Kermt)
|
pofmouw van jurk of blouse [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19418 |
poken |
keuteren:
keeteren (P055p Kermt)
|
in de kachel poken [ZND 40 (1942)]
III-2-1
|
21437 |
politieagent |
police (fr.):
pelus (P055p Kermt),
polis (P055p Kermt)
|
Hoe heet << een politieagent >> ? [ZND 40 (1942)] || Politieagent. [ZND 05 (1924)]
III-3-1
|
19482 |
pollepel |
potlepel:
™ niet omgespeld
poͅtle͂ͅpəl (P055p Kermt),
potleper:
poͅtlēpər (P055p Kermt),
soeplepel:
™ niet omgespeld
soͅple͂ͅpəl (P055p Kermt)
|
lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pollepel [ZND 04 (1924)]
III-2-1
|
18292 |
polsmof |
mofje:
mōͅfkə (P055p Kermt)
|
polsmof, kort gebreid kledingstuk ter verwarming van pols en hand [sjtoek, polsmof, handmufke, armmufke, molleke, moefke] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33807 |
pommelee, appelschimmel |
pommelee:
pomǝ`lęi̯ (P055p Kermt)
|
Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e]
I-9
|
18504 |
pompon van een muts |
floche (fr.):
floͅš (P055p Kermt, ...
P055p Kermt)
|
pluim van een muts [floes] [N 25 (1964)]
III-1-3
|