17694 |
speeksel uitspuwen |
spuwen:
spo.uwə (P055p Kermt)
|
(speeksel uit)spuwen [RND]
III-1-1
|
22384 |
speelkaart |
kaart:
en kaht (P055p Kermt)
|
kaart [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
26505 |
speelman, klapspaan |
asje bet vierkantige kant:
askǝ bɛ viǝrkɛntegǝ kant (P055p Kermt)
|
Aan het staakijzer bevestigde houten of ijzeren lat of van armen voorziene ijzeren kop waarmee het schoen in schuddende beweging wordt gehouden. In P 55 had de as vier vlakke kanten. In P 58 en Q 83 waren er respectievelijk vier tappen (tapǝ) en vier tanden (tān) of knotsen (knotsǝ) aan de kop bevestigd (Vanderspickken, pag. 112). De wippelaar uit Q 9 bestond uit hout met leer ertegen. [N O, 14n; A 42A, 18; N D, 32; Vds 150; Jan 157; Coe 138; Grof 159]
II-3
|
34114 |
speen van de koe |
deem:
dø̄m (P055p Kermt),
dɛm (P055p Kermt)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|
20630 |
spek |
spek:
spɛk (P055p Kermt, ...
P055p Kermt)
|
spek [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
22841 |
spel (alg.) |
spel:
spEl (P055p Kermt)
|
spel [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
18390 |
speld |
spelde:
spɛl (P055p Kermt)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
28970 |
spelden |
vastspelden:
vastspɛlǝ (P055p Kermt)
|
Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34]
II-7
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
ich speejl, heejə spijlt, veejəspeejlə (P055p Kermt),
speehle (P055p Kermt)
|
Ik speel, hij speelt, wij spelen. [ZND 07 (1924)] || spelen [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
20165 |
spenen |
spenen:
spēnǝ (P055p Kermt)
|
Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59]
I-9
|