34582 |
sporten |
leersproten:
līrsprōǝ.tǝ (P055p Kermt)
|
De scheien die de ladderbomen met elkaar verbinden. [JG 1a, JG 1b]
I-13
|
20449 |
spotnaam voor hoge hoed |
buis:
beͅis (P055p Kermt),
bieͅs (P055p Kermt)
|
hoed, hoge ~: spotbemaningen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
24249 |
spreeuw |
spreeuw:
sprief (P055p Kermt)
|
spreeuw [ZND 07 (1924)]
III-4-1
|
34055 |
springstier |
springvar:
spre.ŋvē̜r (P055p Kermt)
|
[JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
34286 |
spruitpot |
paardsmarmiet:
pi̯āǝtsmarmē̜t (P055p Kermt)
|
Pot waarin men koren kookt, zodat het gaat zwellen. Vervolgens voert men dit aan beesten met name aan het paard. [N 18, 129]
I-11
|
26423 |
staakijzer van de watermolen |
as:
as (P055p Kermt)
|
Bij watermolens een loodrecht staande, zware spil die aan de bovenzijde met een nok in het gat van de rijn van de loper past en aan de onderzijde in een op een beweegbare balk staande ijzeren pot draait. Op het staakijzer is een rondsel gemonteerd. Het geheel bevindt zich bij watermolens meestal onder de molenstenen. Achter het plaatscodenummer is tussen haakjes vermeld van welk materiaal het staakijzer in de betreffende plaats is vervaardigd. Zie ook het lemma ɛstaakijzer van de windmolenɛ.' [Vds 82; Jan 104; Coe 90; Grof 103; A 42A, 14; A 42A, 22; N D, 14]
II-3
|
21526 |
staal |
staal:
stool (P055p Kermt)
|
Staal (monster). [ZND 07 (1924)]
III-3-1
|
20125 |
staart |
staart:
stat (P055p Kermt),
stát (P055p Kermt),
staat:
stat (P055p Kermt),
staatje:
stetsjə (P055p Kermt)
|
staart [ZND 07 (1924)] || staartje [ZND 38 (1942)] || Zie afbeelding 2. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60]
I-12, I-9, III-4-2
|
34225 |
staartkoord |
koordje:
kidšǝ (P055p Kermt)
|
Koord waarmee men op stal de staart van de koe vastbindt. [N 3A, 14g]
I-11
|
34087 |
staartkwast |
kwispel:
kwespǝl (P055p Kermt)
|
Kwastig uiteinde van de staart. [N 3A, 114]
I-11
|